Witte berk onder mijn raam. Bedekt met sneeuw, op dezelfde manier, zilver. Op de pluizige takken van de sneeuwgrens bloeiden de kwasten van de witte rand. En er is een berk in de slaperige stilte, en de sneeuwvlokken branden in het gouden vuur. En de dageraad, lui rondcirkelend, besprenkelende takken met nieuw zilver.
***************************************
De avond is stil en ijzig. Alleen is er geen sneeuw en nee. Buiten het raam de sterren aan, het huis deed de lichten uit. Van achter het bos kwam de wolk naar buiten. Het huis viel stil en was stil. ' S Nachts was er iemand nauwelijks hoorbaar. Hij klopte met zijn poten op de ramen en' s morgens in een zilveren, sneeuwwitte stilte was iemand schoon en luchtig.
*************
Er is een tovenares-winter. Came, verkruimeld in bosjes. Hij hing aan de takken van de eiken, ging liggen met golvende tapijten.
Tussen de velden rond de heuvels. Water met een onbeweeglijke rivier Gelijke gezwollen sluier. De vorst glinsterde en we zijn blij. We zijn de kneepjes van Moeder Winter.
************************
|