Ik wacht op je. In de naam van. In tegenstelling tot.
Grijp in de rij van vallende bladeren. Vasthouden aan de schemering, hangend in stilte. Ik wacht op je. Al die eeuw, het hart strelen met spookachtige hoop, proberen te vervallen in dromen van kleren, wandelen langs de kanalen van de opgedroogde rivieren, ik wacht op je, te midden van deze oprui, onnodige mensen, zinloze gooien. Dacht vergeefs, terwijl het licht wacht op de ziel uit het donker. Ik wacht op je. Wie verbiedt mij om te wachten? Maar als je de smaak van een bittere finale voelt door de jaren heen ben je moe. Weet dan dat ik gestopt ben, om te wacht niet meer.
|