
Vorst en zon, prachtige dag. Nog steeds je dutje, schattige vriend, het is tijd, schoonheid, word wakker: open knipperende ogen. Naar het noorden van aurora, ster van het noorden, verschijnt.
Avond, herinner je je, de sneeuwstorm was boos, over de modderige hemel. De maan, als een bleke vlek, Door de donkere wolken verduisterd. En je zat verdrietig. En nu, kijk uit het raam. Onder de blauwe luchten
Prachtige tapijten, Glinsterend in de zon. Een doorzichtig bos wordt zwart en de spar wordt groen door de vorst, en de rivier glinstert onder het ijs.
De hele kamer is de amberkleurige glans van vrolijk geknetter Scheurt overstroomde oven. Leuk om aan het beddengoed te denken. Maar weet je: laat het bruine merrieveulen hem niet in een slee stoppen. Glijden in de ochtendsneeuw.
Lieve vriend, geniet van een run. Het ongeduldige paard En bezoek de velden leeg, bossen, onlangs zo dik, en de kust, is mij dierbaar.
|