Wanneer de ogen huilen, zien ze alles, wanneer de ziel huilt, is dit een mysterie. Alleen spirituele tranen, die, iemand zal het bij toeval opmerken, ze worden weerspiegeld door pijn in hun ogen, ze worden koud op hun gezicht met wit marmer, bittere smaak op hun samengedrukte lippen zal verdwijnen. Kan niet een ziel verjagen, het is niet in staat om te doen alsof, maar alweer in steile bochten, iemand wreekt het wreed toe. En in iemands boze val geraakt, de ziel ontbloot, zwaarder, vanwege alle verschrikkelijke wonden, is er geen geestelijk lijden meer. En wanneer de hopeloosheid van het spoor. Door de pijn van de ziel door de ziel snijdt. Opnieuw ingepakt een oud tapijt, stil huilende ziel, ijskoud.

|