| +Poëzie 2
  
 
  Rustige jongen, gedwee, duiven die op de mond kussen.  Dun kamp met een langzaam tempo dat ik liefhad in jou, mijn  droom. Ik dwaalde door de steden en dorpen, ik was naar je   op zoek, waar je woont, en met een lach, dartel en  opgewekt,   vaak wenkte je me in rogge. 
 , 
 Iemand fluistert en lacht door de azuurblauwe mist.  Alleen ik in stilte zal weer tevoorschijn komen. Gelach uit de geliefde landen. Nogmaals een fluistering, en fluisterend,  als in een droom, in iemands vrouwelijke ademhaling.  Het is zichtbaar, eeuwig vreugde voor mij. Fluister, lach, lieverd, mooi beeld, zachte droom.  Je bent onaards, blijkbaar, door macht begiftigd en geïnspireerd. |