Poëzie nr 30 vandaag 30/05.
Niet dwalen, niet verkreukelen de struiken karmozijn zwanen en niet op zoek naar een spoor. Met een bundel van je haverhaar ben je voor altijd bij me. Met scharlaken sap, bessen op de huid. Teder, mooi, was bij zonsondergang je roze vergelijkbaar. En, net als sneeuw, stralend en licht. De zaadjes van je ogen vielen, verdord, de naam dun smolt weg als een geluid, maar bleef in de plooien van een gekreukelde sjaal.De geur van honing uit onschuldige handen. In het stille uur, wanneer de dageraad op het dak verscheen. Net als kitten, mijn mond met een pootje wast. Water zingend met de wind van honingraten. Laat mij soms in een blauwe avond fluisteren, dat je een lied en een droom was. Hij legde een mond voor een helder geheim. Dwaal niet, tast niet in de bosjes van scharlakenrode lieden en zoek geen spoor. Met een bundel van je haverhaar ben je voor altijd bij me.
|