De kat zingt, loensen ogen. De jongen dommelt op het tapijt. Er speelt een storm in de tuin, wind fluit in de tuin. "Je moet hier wentelen, speelgoed verbergen en opstaan!" Kom naar mij om afscheid te nemen, en ga zelf slapen. "De jongen stond op en de kat keek door zijn ogen en zong alles. De ramen vallen in stukken sneeuw en een storm fluit bij de poort. En heel Vlaanderen slaapt vredig ...
In december, in december. Alle bomen in zilver.
Onze rivier, alsof in een sprookje. Frost geplaveid voor de nacht. Bijgewerkt skates, skids, ik bracht een kerstboom uit het bos. De kerstboom huilde eerst van huiswarmte. 's Morgens stopte het met huilen, ik ademde, het kwam tot leven. Haar naalden trillen een beetje, op de takken lichten de lichten op. Als op een ladder, op een kerstboom, lopen de vlammen op. Gouden crackers schijnen. Ik stak een ster aan met zilver, het dapperste licht dat de kruin van het hoofd bereikte . Een jaar is verstreken, net als gisteren, over de Vlaanderen op dit uur. Klop de klok van de toren van het dorp. Zijn groet - twaalf keer!
Open de kalender - januari begint.
In januari, in januari Veel sneeuw in de tuin.
Sneeuw ligt op het dak, op de veranda. De zon aan de blauwe hemel.
In ons huis worden kachels verwarmd, rook gaat naar de hemel als een pilaar.
Zonder op de hitte te wachten, midden in de winter bloeiden bloemen op mijn raam. Ik ging naar de bloemen, mijn wang werd nat, omdat ik de ramen licht aanraakte.
Oh jij, winter-winter, je kwam met vorst, we dreef sneeuwbanken naar ons toe met ijsvlechten. Ze rende
vrolijk op blote voeten over de paden, met kant dan deden we de ramen dicht.
In de winter houden we ervan om een rondedans in de buurt van de kerstboom te rijden ,
en sneeuwmannen te beeldhouwen, en vanaf de heuvel te rijden.
We houden van de winterkou, maar met dit alles
zitten we en drinken een zeemeeuw, een die naar de zomer ruikt .
Een leuke maand schijnt over het dorp. Witte sneeuw schittert met een blauw licht.
Een maand lang verdwenen de stralen van Gods tempel. Het kruis onder de wolken, zoals een kaars brandt.
Stilte is dom in de lege straten, en je kunt de blaffende honden in de nacht niet horen.
Ik weet wat er moet worden uitgevonden,
zodat er geen winter meer zou zijn,
zodat in plaats van hoge sneeuwlaag
rond de heuvels groen waren.
Ik kijk in een glas groen, en meteen wordt winter de zomer.
|