Tot Hare Majesteit de Winter ...
En de dichter. En de tovenaar die ik. En jij, onaards, heb ik ooit bedacht met de wens aan te raken. Uit de liefde voor kant heb ik jou geschapen, meisje. Hooivork van lichte lijnen ziel, van enthousiast - lichaam. Ik dronk inspiratie in één slok. En wenste onberispelijk. Wonder bij, aanraking. Spreekwoordelijk. Regel voor regel kuste zachtjes mijn handen en werd verliefd en werd verliefd. Maar de geluiden van de Sneeuwwitte wals smolt. Jij. Weg, onheilspellend. Eerste Nacht van maart. Ik herinner me jou verbaal. Per regel.
|