Spring ging langs de pony door springblauwe dromen, en sproeten schenen zachtjes op het gezicht van het meisje spring.
Er was een meisje in een groene rok, blauwe dauw rinkelde. En jaloers op het roodharige meisje zuchtte de aarde stilletje.
En niet tevergeefs op deze lentemorgen. Waar de lichte benen gingen, bloeiden paardebloemen, als gouden aarde sproeten
|