En tussen de esdoorns worden ze blauw. Hier en daar in het gebladerte van de doorgaande. Klaring naar de hemel die kleine raampjes. Het bos ruikt naar eiken en dennen. In de zomer droogde het op van de zon. En de herfst als een stille weduwe. Betreedt zijn bonte toren.
De zomer is voorbij de herfst is gekomen. In de velden en bossen is het leeg en verdrietig.
De vogels vlogen weg.De dagen zijn korter geworden.De zon is niet zichtbaar.De nachten zijn donker,donker.
|