+Poëzie.2
Voor de lente zijn er dagen als deze: Onder een dichte sneeuw rust de weide.De bomen ritselen vrolijk, en de warme wind is zachtaardig en pittig.
Zijn lichtheid verwondert zich over het lichaam, en je herkent je huis niet, en het lied dat je eerder verveelde. Als een nieuwe, zing je van opwinding.
Tussen de middagluiheid. Wol bedekt met turkoois. Ik hou van
de eerste symptomen die je raadt, een onweersbui.Op het stoffige
pad buigen de rakits. Het hoefijzer van de hoefijzers is helderder,
nee,nee en de kachels zullen wijd opengaan in de donkere wolken.
En hier is de wervelwind, en de troebelheid, en de benauwdheid en
de blauwe stoom. Een minuut vanuit de lucht een vloed. Nog een
minuut er is een vuur. En vanuit de hoek van mijn tent. In het mistige
regennet zie ik alleen de glans van mijn mantel. Ja, de zwarte dolk
over mijn hoofd. Maar nu lijken de wolken hoger te zijn. De hete stralen
braken door en lente zachtjes op het dak. Gouden druppels, als balletjes.
En die er al. In de blauwe brand werd gegoten achter één, herinneringen
aan de mei stormen Rookt Black viksatin. Wanneer de stormen vlogen.
En alles is zo snel en licht. Maar het sterft niet aan de azuurblaadjes gaf
Groza een gebroken vleugel.
<p style="text-align:
|