Ik werd wakker en ging naar het raam naar de donkere treden.
De ijzige maand verzilverde mijn schaduwrijke luifel.
Lange tijd was er geen nieuws, maar de stad bracht me geluiden,
en elke dag wachtte ik op gasten en luisterde naar geritsel en geklop.
En te middernacht beefde hij meer dan eens, en, gewekt door trappen,
ging hij naar het raam en zag de lichten flikkeren in de straten.
Vandaag wacht ik op mijn gasten en ik beef en knijp in mijn handen.
Lange tijd had ik geen nieuws, maar er was geritsel en geklop.
|