Ein Deutsches Requiem van Johannes Brahms in de versie van John Eliot Gardiner, maandagavond op Nederland 2
Opname van Zaterdag-Matinee
Maandag
7 januari in de late uren, tussen 23:40 uur in de avond en 00:40 uur in
de nacht is via Nederland 2, in het kader van de reeks NPS Klassiek uitvoering te zien van Ein Deutsches Requiem van
Johannes Brahms. Het betreft een opname, die de NPS heeft gerealiseerd
tijdens de Zaterdag-Matinee in het Concertgebouw te Amsterdam op 27
oktober 2007. Helaas heefde NPS nagelaten te vermelden welk ensemble
John Eliot Gardiner voor die gelegenheid heeft geleid. Wel meldt bij
voorbeeld de VPRO-Gids exact dezelfde tekst als op de website van
Nederland 2 over dat programma-onderdeel te vinden is: "Gardiner deed
onderzoek naar de instrumenten waaraan Brahms de voorkeur gaf en naar
de wijze waarop Brahms indertijd zijn orkesten samenstelde." Wij hadden
echter graag willen weten welk orkest Gardiner zo'n tien weken geleden
voor Brahms' troostcompositie heeft samengesteld, dan wel welk ensemble
hij, door anderen samengesteld, kreeg voorgezet.
Eerste van de grote koorwerken Ein Deutsches Requiem
is het eerste van de grote koorwerken, die Johannes Brahms heeft
gecomponeerd. In eerste instantie werd het idee ervoor hem ingegeven
door de dood van zijn vriend Robert Schumann in 1856. Vanaf 1857 werkte
Brahms er gestadig aan, maar door het overlijden van zijn moeder, in
1865, werd zijn inzet, dit werk tot een goed einde te brengen, nog
versterkt. Het begrip Requiem is enigszins misleidend, omdat
hier in het geheel geen sprake is van een kerkelijk-liturgische
compositie. Het is weliswaar niet de eerste keer dat er een dodenmis
werd gecomponeerd op een Duitse tekst, in plaats van op de Latijnse
tekst uit de rooms-katholieke dodenherdenking. Het werk is veel meer
een uiteenzetting met het fenomeen van de dood, vooral na sterk
persoonlijke belevenissen die daarop direct betrekking hebben.
Vergankelijkheid en hoop op de eeuwigheid worden tegenover elkaar
gesteld, evenals diepe droefheid enerzijds en troost anderzijds. Brahms
heeft geheel eigen, Duitse opvatting van de dood en het hiernamaals, en
heeft voor de muzikale uitbeelding daarvan de vorm van een koorcantate
gekozen en deze voorzien van Bijbelteksten naar eigen inzicht. De
verschillende onderdelen heeft hij zodanig samengevoegd dat er een
Noordduitse, protestantse opvatting van dood en wederopstanding uit
tevoorschijn gekomen is. Het jongste gericht van het Dies irae
staat niet meer centraal, hellepijn en vagevuur komen niet meer aan de
orde: de zielen van de overledenen hebben geen voorspraak van heiligen
meer nodig.
Dat
het menselijke aspect in verband met dood en eeuwigheid zon nadruk
heeft gekregen zonder dat daarbij onmiddellijk wordt verwezen naar de
gebruikelijke confessionele context, is er mede de oorzaak voor dat
het werk zon enorm effect heeft gesorteerd. Op dat punt had Brahms
zijn tijd wel mee: in de tweede helft van de negentiende eeuw waren de
banden met de kerkelijke dogmas die eeuwenlang opgeld hadden gedaan,
flink wat losser geworden en kwam de mens zelf steeds meer centraal te
staan.
De uitvoering van de eerste drie van de zeven delen van Ein Deutsches Requiem
had plaats op 1 december 1867 te Wenen. Deze werd koel ontvangen en dat
noopte Brahms tot enige herzieningen. Een paar maanden later, op Goede
Vrijdag 1868, kwam het in de Dom van Bremen tot een uitvoering van de
eerste vier en de laatste twee delen.
Daar
maakte het werk een zo overweldigende indruk dat het snel elders werd
uitgevoerd. Pas op 18 februari 1869 werd het in Leipzig voor het eerst
in zijn geheel gespeeld, onder leiding van Carl Reinecke, die vanaf
1860 dirigent van het Gewandhausorchester was.
Bij niet iedereen viel Brahms compositie even goed. De fervente
Wagnerianen wezen hem en zijn werk per definitie af. De Franse
schrijver Romain Rolland (1866-1944) onder meer auteur van een
befaamde Beethoven-biografie vond Brahms een belachelijk-overschatte
grootheid. De Iers-Engelse toneelschrijver George Bernard Shaw
(1856-1950), die in zijn jonge jaren muziekcriticus in Londen was,
beschouwde Brahms Requiem als een reclameartikel voor een
begrafenisonderneming.
(De
zeven Bijbelteksten die Brahms heeft gekozen, komen uit het Nieuwe
Testament, de Psalmen, de profeet Jesaja en uit twee apocriefe
Bijbelboeken: WijsheidvanSalomo, en Jezus Sirach. Om
de Nederlandse tekst daar zo goed mogelijk bij te laten aansluiten, is
gekozen voor de nieuwere vertaling van het Nederlands
Bijbelgenootschap. Geen van de protestantse edities bevatten de
apocriefen, maar de Willibrord-vertaling van de Katholieke
Bijbelstichting heeft die wel opgenomen. Daaruit hebben we de teksten
overgenomen, die Brahms van de Wijsheid van Salomo en van Jezus Sirach in zijn Requiem heeft gebruikt.) ___________ Afbeeldingen 1. John Eliot Gardiner in 1997. 2. Johannes Brahms, met handtekening. 3. George Bernard Shaw, kritisch recensent.
. . . met deze aura van nobele onschuld ' twintigste-eeuwse lyriek over engelen
Bodes van de hemel, en van dichters In
de dagen van weleer werden engelen als boden der goden in het
monotheïstische daarentegen van die ene God gezien. Tegenwoordig
bestaat er echter steeds meer een wereldse instelling jegens fenomenen,
die men niet direct begrijpt en/of kan verklaren, dan wel helemaal niet
kent. Derhalve worden engelen of die nu lief zijn en meegaand, dan
wel vertoornd of zelfs boosaardig door velen eerder als
booodschappers van dichters ervaren. Hans Stempel en Martin Ripkens,
auteurs van kinder- en tevens van jeugdboeken, en adviseurs van een
groot mediaconzern, hebben reeds enige anthologieën samengesteld, die
mit succes werden bekroond. In het onderhavige geval der 'hemelse
boodschappers' hebben de een anthologie in zeven hoofdstukken
samengesteld, die zich met het thema in de lyriek van de twintigste
eeuw bezighouden, en wel vooral in de Duitse literatuur, echter tevens
met enige gedichten, die uit andere talen in het Duits zijn vertaald.
De zeven verschillende hoofdstukken behandelen engelen in de context
van resp. toevlucht, toorn, afschied, tederheid, opgewektheid,
geschiedenis en van engelen in een vluchtig voorbijgaan.
Verrassend Dat
zich tussen al die bekende en nog bekendere dichters ook namen
bevinden, die niet onmiddellijk een heel scala aan boektitels, feiten
und fictie oproepen, kan nauwelijks verbazing weckken. Dat zich tussen
al die schrijvend werkzame lieden ook de internationaal hoog
gewardeerde pianist Alfred Brendel bevindt, ist een interessante en
zeer aangename verrassing. Kennelijk heeft deze musicus oren naar meer
dan 'alleen' noten. Hem gunnen wij dat maar al te graag. Het mooi vormgegeven boekje bevat bijdragen van 88 dichters von A bis W: Anna Achmatowa tot en met Gabriele Wohmann.
WENN DIE ENGEL KOMMEN
Wenn die Engel kommen erzählen sie gerne Geschichten etwas ungereimt freilich Engel lieben Unsinn informieren uns über Gott und die Schöpfung alles frei erfunden sehen aus wie Paradiesvögel oder junge Propheten oder schöne geflügelte Damen flatterhaft aber mit dieser Aura nobler Unschuld selbst wenn sie uns bedrängen uns mit ihren Flügeln zudecken den Himmel öffnen Müttern erscheinen sie als Putten werde geherzt und entfleuchen wieder Auf Denkmälern sitzend putzen sie sich wie die Schwalben
Alfred Brendel (geb. 1931) Uit: Störendes Lachen während des Jaworts Wien, München 1997 (Hanser Verlag) ____________
DER ENGEL IM WINTER
Ich aber traf ihn nachmittags im Wald. Ein Wunder das durch Buchenräume ging, So menschenfern, so stegend die Gestalt, Daß blaue Luft im Fittich sich verfing;
Das Antlitz schien ein reines, stilles Leid, Sehr sanft und silbrig rieselte das Haar, In großen Falten schritt das weiße Kleid. Er schaffte nichts, er sagte nichts; er war.
Und nichts an ihm, was schreckte, was verbot. Und dennoch: keines Sterbens Weggenoß, Daß meine Lippe, ob auch unbedroht, Erstaunten Ruf, die Frage stumm verschloß.
Ein Blatt entwehte an sein Gürtelband, Vergilbt und schon ein wenig krausgerollt; Er fing und trug es in der schmalen Hand Wie ein Geschenk aus Bronze und aus Gold.
Wer sah ihm zu? Das Eichhorn, rot am Ast, Und Rehe, die das Buschwerk schnell verlor. Und Erlen wanden schon im Abendglast Wie schwarze Schlangen züngelnd sich empor.
Er regte kaum die dünne Blätterschicht Mit weichem Fuß. Es hatte ewig Zeit. Und zog: wohin? In Stadt und Dörfer nicht. Er wallte außer aller Wirklichkeit.
Nicht unsre Not, nicht unser armes Glück, Nur keusche uhe barg sein Schwingenpaar. Ich folgte nach und stand und blieb zurück. Er brachte nichts, er sagte nichts; er war.
Getrud Kolmar (1894-1943) Uit: Gedichte
Der Engel neben dir Gedichte zwischen Himmel und Erde Herausgegeben und mit einem Nachwort von Hans Stempel und Martin Ripkens. 176 Seiten, Paperback, Originalausgabe. Deutscher Taschenbuch Verlag, München, december 2007; ISBN 978-3-423-13625-9. Prijs 8,50 (in de BRD en in Amsterdam bij Boekhandel Die Weisse Rose).
Afbeeldingen 1. Voorplat van de dtv-uitgave met gedichten over engelen. 2. De Pianist, eessayist und lyricus Alfred Brendel, die heden 77 jaar geworden is. De Foto werd enige decennia geleden genomen. 3. Die lyrische dichteres Gertrud Kolmar. Ze werd vermoedeljkh in Auschwitz omgebracht. 4.
Die beide auteurs van de anthologie, Hans Stempel en Martin Ripkens. De
Foto von Ursula Zeidler werd van de achterflap van het omslag van hun
boek Das Glück ist kein Haustier Eine Lebensreise (dtv 24227) overgenomen.