DE MAN IN HET ZWART
Omstreeks half elf in de morgen van die eerste maandag van de Gentse Feesten. De Van Pottelsberghekapel van t Museetje voor Volkskunde is tot de laatste vierkante centimeter gevuld. De glazen toonkasten hebben plaats moeten maken voor ongemakkelijk zittende houten klapstoeltjes. Het publiek bestaat uit een groep die hun dertigste verjaardag reeds geruime tijd achter de rug hebben. Onder hen herken ik heel wat gezichten die ik hier vorige jaren ook zag.
Stipt op het voorziene aanvangsuur baant een slanke figuur, gekleed in een zwarte T-shirt en dito wijd uitstaande broek, zich moeizaam een weg door de veel te smalle middengang. Op het spontaan applaus reageert de man in het zwart door een minzame glimlach op zijn gezicht te toveren. Zijn kort geknipte grijzende haren, waarbij de voorhoofdskaalheid en de zacht getaande huid eerder een sieraad dan een storend element zijn, vervolledigen het geheel. Eens hij de trede van het oude altaar, dat de eerstkomende twee uur als podium zal dienst doen, bereikt heeft, wendt hij zich tot het publiek met een korte verwelkoming. Bij het zien van de vele bekenden besluit hij niet al te veel te praten maar drukt hij zijn toehoorders op het hart vooral naar de muziek te luisteren.
Norbert Detaeye zet zich langzaam neer op een houten klapstoeltje. Voor hem geen voorkeursbehandeling of franjes. Dit is zijn eigen keuze. En vooral geen elektronische toestanden. Toen ik enkele jaren geleden een optreden bijwoonde van een bekend Vlaams zanger, uitgerust met torenhoge luidsprekers die een geluid produceerden om de trommelvliezen te pijnigen, viel plots de stroom uit. Het resultaat was een hulpeloos en beteuterd kijkend, van zijn voetstuk gevallen wezen. Dit is nu wat Norbert nooit kan overkomen. Zijn muziek is puur, eerlijk en natuurlijk, om het met een hedendaags begrip te zeggen: milieuvriendelijk.
In de kapel is het ondertussen muisstil geworden. Was het niet dat ik met zekerheid weet dat de mensen van t Museetje er alles aan doen om knaagdieren buiten de deur te houden, zou je gemakkelijk een muis kunnen horen lopen in de geïmproviseerde concertzaal. Onder het waakzaam oog van de reuzen Albrecht en Isabella legt Norbert de autoharp op de linker schouder en beroert zachtjes de snaren. Zijn ogen sluiten zich onder het zingen van een eerste gospel. Niettegenstaande het stoffelijk deel van de zanger nog steeds tastbaar in de kapel aanwezig is, zweeft zijn geest ver weg van de Gentse Kraanlei naar het zuiden van de Verenigde Staten, ergens in de buurt van New-Orleans. Na het minderbekende instrument ter zijde gelegd te hebben zet hij zich achter de piano. Eerst streelt hij zachtjes de witte en zwarte ivoren toetsen om enkele ogenblikken later duchtig op de piano in te hakken en te tormenteren. Tussen het publiek zie ik er heel wat die geluidloos op het ritme van de muziek met de hand op de knie tikken. Hoofden wiegen lichtjes mee. Niemand waagt het de sacrale momenten te doorbreken door luidop in de handen mee te klappen, hoe begeesterend ook de klanken de kleine kapel vullen.
Vroeger was ik ervan overtuigd dat gospels enkel goed konden uitgevoerd worden door hen die dit soort muziek uitgevonden hebben, de zwarte bevolking van de States. Sinds ik enkele jaren terug Norbert Detaeye heb leren kennen heb ik duchtig mijn mening moeten herzien. Het charisma dat van die man in het zwart uitstraalt kan ik moeilijk met woorden beschrijven.
De dame rechts van mij, ik schat haar een stuk in de zestig, kan haar enthousiasme niet langer bedwingen en roept boven het applaudisserend publiek luidkeels: Bravo. In de uiterste hoek van de kapel zit een bejaarde heer, met spierwitte haren, stilletjes mee te genieten. Tijdens de emotioneelste momenten zie ik hem moeizaam zijn ontroering met een krop in de keel onderdrukken.
Tussendoor speelt Norbert ingetogen enkele hymnes op een klein zwart draagbaar harmonium. Ook hier geen elektronische toestanden want de blaasbalg van het instrument moet met trappende voeten gevuld worden. Even overvalt mij een gevoel van opstandigheid wanneer ik bedenk hoe weinig Gentenaars deze uitstekende musicus uit het Patershol kennen. Een minzaam man die veel te weinig sant in eigen land is.
Wanneer Norbert Detaeye als laatste nummer Sweet By en By inzet is het publiek nog nauwelijks in toom te houden. Maar de musicus weet wat men van hem verwacht en speelt nog een bisnummer, de gelegenheid voor zijn toehoorders om de opgekropte spanning met ritmisch handgeklap te verwerken.
De middag is reeds een half uur oud wanneer het poortje van t Museetje achter mij dichtklapt, nog volop onder de indruk van wat ik de laatste paar uren meemaakte. Bedankt, Nobert, voor die mooie gevoelige momenten. Volgend jaar, bij leven en welzijn, zal ik er beslist weer bij zijn.
Twee dagen laten zit ik weer in diezelfde kapel, op datzelfde houten klapstoeltje, tussen datzelfde publiek, terug te luisteren naar diezelfde emotionele en begeesterende muziek van diezelfde man in het zwart, Norbert Detaeye.
24-07-1995 om 00:00
geschreven door David Maes
|