DE BRUG VAN PRAAG.
Een jonge man droomde eens dat hij naar Praag moest gaan
om onder een brug vlak bij het koninklijk paleis
naar een schat te zoeken.
Toen hij wakker werd lachte hij om zijn droom.
Maar toen de droom terugkwam,
twee drie keer,
steeds in dezelfde vorm,
trok hij toch naar Praag.
Maar bij de brug stonden soldaten op wacht,
dag en nacht,
en hij durfde daarom niet gaan graven.
Toch kwam hij elke morgen
en hij zwierf daar rond tot s avonds.
Op een keer kwam daar de hoofdman van de soldaten
en vroeg hem vriendelijk wat hij daar zocht.
De jongen vertelde zijn droom.
De hoofdman lachte hem uit en zei:
Zo ben jij voor die droom naar hier gekomen?
Wie vertrouwt er nu op dromen?
Hoe heet jij?
Avram zei de jongen.
En waar woon je?
In Krakau, in Polen.
Maar dat is nu eens een toeval,
riep de hoofdman uit.
vannacht werd mij in een droom bevolen
naar Krakau te gaan,
naar het huis van ene Avram.
Om daar een schat op te graven.
Hoeveel Avrams zijn er niet in Kakau?
De hoofdman schaterde het uit.
De jonge man zei niets.
Hij keerde naar Krakau terug
en vond in zijn eigen huis een grote schat.
Daar waar je staat, ligt goud.
Piet hoorde het ergens.
|