WEDERGEBOORTE.
Ik wil bij je blijven
zei de rijpe vrucht tot de moeder,
het is hier warm en veilig.
En toch wil je leven,
mens worden? vroeg de moeder.
Ja, fluisterde de vrucht
met een zucht van verlangen.
Dan moet je hier van mij vandaan.
Als je niet weg wilt, als ik je niet uitstoot,
Zal je nooit echt mijn kind zijn.
Ik ken je nu, en buiten is het koud.
Je tijd in mij is nu voorbij.
Het bloed gonsde heet.
Het lichaam van de moeder rilde.
Ga nu. zei ze zacht.
Toen baande de vrucht zich een weg
Door de nauwe donkere tunnel heen.
Naar het leven.
Vreemde handen knipten haar los.
De vrucht was een huilend kind geworden,
Bevend voor de koude wind van de wereld,
Tot het zijn moeder vond.
Een nieuwe mens aan de warme moederborst
sliep voldaan een nieuwe toekomst tegemoet.
Zo gaat ons leven langs vertrouwde wegen
Tot het door een donkere tunnel moet.
Wij willen aan deze zijde blijven
Hoewel onze tijd voorbij is.
Dan huilen we wellicht en beven van de kou
Omdat wij worden losgeknipt.
Je wilt toch leven? vroeg destijds de moeder
je wilt ten volle mens worden?
Mochten wij dan met een zucht van verlangen
Ja! fluisteren.
Uit Kerk en Leven noteerde Piet hierbij.
|