Mijn persoonlijke belevingswereld. Lieve bezoekers van mijn blog.
Ik wil jullie vragen om geen grote prenten als button te gebruiken omdat het mijn blog onnoemelijk langzaam maakt en slecht te openen, wat anderen dan weer afschrikt. Ik hoop op jullie begrip! Bedankt.
19-07-2005
Bij nacht en ontij.
Ja dat kerkhof! Het is met onze jeugd verweven en wij waren ons eigenlijk niet eens bewust van het feit dat wij ernaast woonden. Het was de meest normale zaak van de wereld en wij stonden er absoluut niet bij stil. De muur naast onze oprit was begroeid met gouden regen en ander "wintergroen". De lange muur liep langs de weg en werd in het midden onderbroken door een grote ijzeren poort, die normaal steeds open stond, zodat men ten allen tijde de afgestorvenen kon gaan begroeten. Over de hele lengte van de muur liep dan , tegen de muur aan een geul. Waarom die er was weet ik eigenlijk niet, maar ze diende waarschijnlijk om het regenwater op te vangen dat van de straat wegliep. Meer dan veertig jaren geleden, was er van riolering overal nog geen sprake. De straat was aan weerszijden afgeboord met prachtige eiken en aan de kant van het kerkhof vormden zij de scheiding tussen de geul en het fietspad, dat in die tijd slechts aan één zijde van de straat lag. Op een zekere zondagavond, het moet in het najaar geweest zijn, want het was behoorlijk donker, hadden mijn broer en ik gedaan met studeren en liepen door de oprit naar voren tot aan de weg. Wij zaten beiden op de humaniora en wij waren allebei zo'n 14 en 15 jaar oud. Gewoonlijk werden wij wat uitgelaten, als eindelijk de stof in onze hoofden geprent was en dat was op die avond niet anders. We waren aan het gibberen en stoeien en op een bepaald ogenblik sprong mijn broer op de kerkhofmuur en zat daar rustig uit te kijken over de donkere weg . De straatverlichting in die tijd bestond uit palen met een gloeilamp onder een wit kapje en veel licht gaven die lampjes niet, temeer daar de takken en bladeren van de enorme eiken het beetje licht in de kiem smoorden. We stonden te genieten van de avondlucht en waren even uitgegibberd. Plots deed mijn broer mij teken, dat ik opzij moest gaan en achter de dikke stam van de dichtsbijzijnde eik moest gaan staan. Ik begreep er niets van maar deed wat hij verlangde. Toen wees hij in de verte en voorzichtig keek ik vanaf mijn schuilplaats naar het fietspad. Ik zag een onooglijk lichtje van een fietslamp aankomen en trok mij terug achter mijn stam. De meeste mensen zijn angstig in het donker in de buurt van een kerkhof en willen er zo snel mogelijk voorbij. Ze kijken niet op of om en peddelen zo snel ze kunnen.Mijn broer zat nog steeds op de muur in zijn witte hemd en donkere broek. Hij werd echter net als ik onttrokken aan het oog door de rij bomen. De fietser naderde en wij merkten dat hij niet op- of omkeek. Daardoor ontging hem ook totaal dat mijn broer op de muur zat en ving hij zelfs geen glimp op van dat witte hemd. Mijn broer was een expert in het maken van dierengeluiden en toen de man dicht genoeg genaderd was, begon hij afschuwelijke geluiden uit te stoten! De fietser keek als een opgejaagd dier om zich heen en begon als een waanzinnige te fietsen! Hij was in in mum van tijd voorbij die muur, en ik denk dat hij dat record nooit meer gehaald heeft! Ik moest steun zoeken aan de stam van de boom om op mijn benen te kunnen blijven staan en mijn broer donderde bijna van de kerhofmuur af, terwijl hij het uitschaterde van plezier. Wij kwamen gewoon niet meer bij en hikten een uur later nog na van de pret. Ik had echt wel eens dat verhaal over wandelende doden en spoken willen horen, dat de arme man waarschijnlijk verteld heeft, toen hij bekomen was van zijn bloedstollende ervaring.
De meeste mensen hebben het niet zo met kerkhoven, en liefst van al gaan ze er met een grote boog omheen of komen er in het beste geval éénmaal per jaar om bloemen op een graf te leggen. Dat is ook niet zo ongewoon, omdat de meesten onder ons zich niet erg op hun gemak voelen in de buurt van verdriet en dood. Ik heb dat dus nooit gehad. Wij woonden namelijk vlak naast het kerkhof en mijn slaapkamer, die boven de uitbouw van de keuken lag, gaf uitzicht op het kerkhof. Ik vond dat helemaal niet akelig. Het was er altijd rustig, de graven waren gewoonlijk goed onderhouden en er stonden enkele grote bomen, die aan het geheel een ietwat idyllische aanblik gaven. Eénmaal per jaar was het kerhof in mijn kinderogen echt mooi: dat was op allerzielendag, als alle graven bedolven waren onder bloemen en overal kaarsen brandden. Als ik dan 's avonds op mijn kamer aan het venster stond en naardie flakkerende lichtzee keek, gaf dat een warm en mooi gevoel en mijn kamer werd verlicht door al die kaarsen, die grillige patronen tekenden op de witte zoldering . Op een bepaald ogenblik werd mijn aandacht getrokken door het laatste stuk van het kerkhof, namelijk dat, stuk, wat het kortste bij de muur lag naast onze oprit. Die graven waren niet verzorgd, er stonden geen bloemen en er brandden geen kaarsen! Het gras stond manshoog en werd niet eens verwijderd! Waarom was die hoek zo onverzorgd en de rest allemaal zo mooi in orde??? Bij de eerstvolgende gelegenheid vroeg ik hierover uitleg in de klas. Nonnekes moesten daar zeker een antwoord op weten, dacht ik. En ze kenden het antwoord, en ik was behoorlijk van streek, toen ik het hoorde. Dat stuk kerkhof herbergde, in ongewijde grond, de lichaampjes van kinderen, die gestorven waren vooraleer ze gedoopt waren, en die dus, zo zegden de nonnetjes, naar het voorgeborchte van de hel gingen! Zij mochten de hemel niet in! Ik voel nu nog steeds mijn verontwaardiging en het gevoel van onrecht dat door me heenging bij die uitleg. Ik moet wel behoorlijk geprotesteerd hebben, dat die arme dutskes er toch niets aan konden doen, dat ze doodgingen vooraleer ze gedoopt waren, want ik vloog prompt de klas uit en kon over mijn brutaliteit nadenken op de gang, waar ik de ganse voormiddag mocht blijven staan.Mijn opstandigheid werd er alleen maar groter door en ik nam mij heilig voor, het gras eigenhandig te kortwieken, zodat de grafjes er tenminste niet zo verloren bijlagen. Dat heb ik dan ook gedaan, op de onhandige manier van een kind. Ik kon echter niets veranderen aan de staat van die grafjes, die er hallf verzonken en scheefgezakt bijlagen. Ik vraag me nu nog af, waarom dat deel van het kerkhof en die graven zo verwaarloosd werden. Waren mensen beschaamd, dat daar iemand van hen lag in ongewijde grond en wilden ze dat zo ontkennen of negeren? Er is reeds jàààààren een nieuw kerkhof, dat er totaal anders uitziet en niet meer bij de huizen ligt. Toch vraag ik mij af, of op dat oude kerkhof nog steeds die triestige plek ligt met de scheefgezakte kleine graven.
Ik zit zoals elke zaterdagmorgen bij mijn kapper, en word zoals elke zaterdagmorgen door hetzelfde meisje geholpen. Bij de kapper wordt er steeds heel wat afgebabbeld en ganse levenslopen rollen daar over de toonbank. Zelf heb ik daar niet zo'n behoefte aan en mijn kapstertje blijkbaar ook niet. De geluiden en het rumoer slaan in golven over me heen en wiegen mij als het ware in een schemertoestand van niet helemaal wakker en ook niet helemaal slapen . Plots zegt Harlin: Ik ben nog helemaal onder de indruk van hetgeen ik deze morgen gehoord heb. Er was hier namelijk een mevrouw om haar haren te laten föhnen en opeens zegt zij: Ik ga seffens mijn kleine meisje halen in Gasthuisberg in Leuven. Iedereen weet wat "Gasthuisberg in Leuven" is en dat daar gewoonlijk geen vreugde te rapen valt. Maar misschien was dat kleine meisje wel gezond en wel en mocht ze daarom naar huis. Neen, antwoordde de vrouw, ik ga haar naar huis halen om te sterven. Harlin stokte volledig en kreeg alleen nog maar eruit : Ja maar, hoe oud is je dochtertje dan? Zes, antwoordde de vrouw. En haar hele lijfje is verkankerd en niemand kan nog iets voor haar doen. Ik zat daar in mijn stoel, en mijn schemertoestand was verleden tijd! Er ging een rilling door me heen van kop tot teen en ik kon met moeite mijn tranen binnenhouden. De kleine meid had nog gevraagd, of ze nog een poesje kreeg vooraleer ze zou sterven. Hoe moet je in godsnaam omgaan met dit soort verdriet!!!! Huilen mag je niet, want dan maak je je kind ovestuur en dat kan niet. Dus alles afslikken en sterk doen en vrolijk omgaan met een klein meisje, dat het reeds kwaad genoeg heeft, zonder dat het zijn mama ziet wenen. Ik voelde zulk een machteloos verdriet en woede in mij opwellen, waar ik geen blijf mee wist, en ik kende haar niet eens! Wat moet die moeder en vader, grootmoeder en grootvader dan voelen!!! En toen ik daaraan dacht, kwam mij terug het beeld voor ogen van in mijn kindertijd. Ik was 10 en het zusje van een klasgenootje was gestorven. Het was nog een héél kleine baby en wij gingen met verchillende schoolvriendinnetjes 's morgens voor aanvang van de school het kindje groeten. Zoals in die tijd de gwoonte was, lag het lijkje opgebaard in de kamer. Wij stonden met verschillende kinderen in de kamer zonder ook maar één geluid te maken. De moeder stond naast het opgebaarde lijkje en kreeg opeens in de gaten dat ik als versteend dicht bij de deur was blijven staan en met grote angstogen naar dat kindje keek, dat daar véél te stil en véél te wit lag. Het was het eerste lijk dat ik zag in mijn jonge leven en ik was gewoon panisch van angst. Ze kwam naar mij toe en nam mijn hand en zegde : kom maar mee met mij. Ze liep naar het lijkje toe nam mijn hand, die ze nog steeds vasthad, en legde ze op het gezichtje van de baby. Voel maar, zei ze, het is net als jouw pop! En inderdaad, het was koud en voelde net als mijn pop. In mijn naïviteit had ik gedacht, dat ze warm zou aanvoelen. Alle angst viel van mij af. Voor mijn pop was ik ook niet bang, en deze baby was een pop geworden. Als ik jaren later terugdacht aan die gebeurtenis, voelde ik nog steeds een ongelooflijke dankbaarheid en bewondering voor deze moeder; Zij had haar baby verloren, en in al haar verdriet, had zij aandacht en begrip voor mijn angst en doorbrak zij die verstarring op een onnavolgbare wijze, die al mijn angst voorgoed wegnam. Die sterkte, die kracht en die ongelooflijke troost geven: dat kunnen alleen moeders. .