Mijn persoonlijke belevingswereld. Lieve bezoekers van mijn blog.
Ik wil jullie vragen om geen grote prenten als button te gebruiken omdat het mijn blog onnoemelijk langzaam maakt en slecht te openen, wat anderen dan weer afschrikt. Ik hoop op jullie begrip! Bedankt.
31-01-2006
Gibber-verhalen!
Mijn pa was douanier aan de grens met Nederland, in een tijd dat er nog vrij veel gesmokkeld werd en daar dan ook zeer streng op werd toegezien. Mensen uit de omringende dorpen en uit ons eigen dorp gingen regelmatig met de fiets naar de andere kant van de grens. Dat deden ze met de veerboot, waarop voetgangers, fietsers en auto's een plaatsje vonden en die dag in dag uit de Maas overstak, bediend door "Jo, de veerman" en zijn broer. Alleen als het water van de Maas véél te hoog stond,op het einde van de winter, werd het veer uit de vaart genomen, voor tijd en wijle wel te verstaan, en moesten de mensen een omweg maken van ettelijke kilometers om naar Nederland over te steken. Aan de belgische zijde van de Maas, lag een café en daar tegenaan gebouwd lag het bureautje van de douaniers. Hier werden o.a. goederen ingeklaard en er was een vertrek, waar een klein "duvelke" in de winter zorgde voor de nodige warmte. In die tijd gingen mensen uit de ons omringende dorpen en ons eigen dorp regelmatig naar Nederland om daar boter en o.a. schoenen te kopen, die daar blijkbaar aanmerkelijk beterkoop waren, dan in ons eigen land. Daar er toen nog geen open grenzen waren, was dit strikt verboden en er werd dus ook trouw door de douaniers gevraagd, aan iedereen die terugkwam van Nederland, "of ze iets aan te geven hadden" (in te klaren hadden) In negen op de tien gevallen, was het antwoord dan ook "neen" De meeste douaniers, wilden het de mensen ook niet echt moeilijk maken en lieten vaak oogluikend toe, dat er al eens iets meegebracht werd. Op gezette tijden was er echter controle van de "vliegende brigade". Dat was een gemotoriseerde groep, die van grenspost naar grenspost reed en zich verdekt opstelde op een bepaalde afstand van de grens. Die hielden de reizigers dan op hun beurt weer tegen en controleerden hen op de meegebrachte waren en goederen. Als er dan iemand met smokkelwaar onderschept werd, kreeg de verantwoordelijke douanier natuurlijk een blaam, en dat was niet bijzonder gunstig voor het verder verloop van zijn carrière! Zodra de douaniers dus wisten, dat de brigade in de buurt was, werd er strenger opgetreden, en dat werd hen niet steeds in dank afgenomen door de bevolking. Sommige vrouwen overdreven dan weer zo erg, dat er echt opgetreden moest worden. Ze kwamen dan in héél brede mantels en rokken gekleed aanzetten, en dan wisten de douaniers reeds, welk vlees ze in de kuip hadden! Die vrouwen verstopten kilos (!) boter onder die wijde kleren en stonden dan triomfantelijk te kijken naar de douanier, die goed wist, waar het schoentje wrong, maar als man, geen vrouw mocht aftasten! Maar ondanks de vele moppen over douaniers, die hun hoofd schuin moeten houden om het verstand te laten samenlopen, waren ze helemaal niet van gisteren. De dames werden vriendelijk verzocht om naar het vertrek te komen, waar het "duvelke" roodgloeiend stond te branden en plaats te nemen naast de kachel. Natuurlijk was dat niet erg comfortabel, want van die jas afleggen, was natuurlijk geen sprake! Dus goed warm ingepakt, met kilos boter op het lijf gepakt, zaten ze daar te zweten en te puffen langs de kachel, totdat de boter langs hun lichaam naar beneden droop. De vieze troep en de bijbehorende boete was dan het orgelpunt van het verhaal.
In mijn kinderjaren, was het voor veel mensen normaal, om buiten hun gewone werkzaamheden, ook nog een beetje te boeren. Dat wil zeggen, dat er veel mensen wat vee op na hielden, om in hun eigen behoeften te voorzien en ook om het te verkopen en daaruit wat winst te maken en op die manier het huishoudbudget aan te vullen. Ze hielden dan koeien, konijnen, kippen, schapen en/of geiten, varkens etc. Sommigen hadden dan nog een paard om de stukjes grond te bewerken. Het enige "vee" dat wij thuis hadden, waren wat konijnen en twee varkens. Eén varken werd er vetgemest om te slachten en in eigen vleesverbruik te voorzien en het andere werd verkocht. Veel verstand van dieren, of hoe het er op een boerderij aan toegaat, had ik dus niet. Eén van mijn vriendinnetjes uit de lagere school kwam van een echte boerderij, waar dus in het groot geboerd werd. Als ik daar op bezoek was, was dan ook alles nieuw en fascinerend voor mij. Van het voeren van de kippen tot het naar huis drijven van de koeien 's avonds, alles was intrigerend en "anders". En tot op heden ruik ik die specifieke geur, die aan boerderijen eigen was.De warme geur van dieren, meel, hooi en veevoeders en al die typische geluiden van gesnuif en gestamp van dieren, die in een stal ondergebracht waren. Mijn vriendin draaide natuurlijk volop mee in het boerderijgebeuren en zij voerde opdrachten uit, waarvan ik nog nooit gehoord had, wat natuurlijk mijn bewondering oogstte! Op een bepaalde dag in de zomer werd het graan gemaaid en moest natuurlijk met de hand in schoven gebonden worden. In die tijd werd dat nog niet machinaal gedaan! Met man en macht liep dan iedereen achter de maaimachine aan en greep men om beurt een bundel om er een mooie schoof van te maken. Die schoven werden dan rechtop tegen elkaar aangezet, zodat ze als het ware een hutje vormden. Ik had dat reeds eerder met veel interesse bekeken en wilde dat ook kunnen. Toen ik dat thuis aan mijn pa vertelde, lachte hij mij gewoon uit en zei, dat ik dat nooit zou kunnen. "Ik zie jou met je mooi verzorgde handen en lange nagels al schoven binden op het veld!" spotte hij. Ik voelde mij gekrenkt tot in mijn ziel en was vastbesloten hem te tonen, dat verzorgde handen en wat langere nagels, niet synoniem waren van er niets mee kunnen verrichten! Bij mijn eerstvolgende bezoek aan mijn vriendinnetje ging ik onvertogen mee aan het werk op het veld. Die dag werd er gerst gemaaid en aan de aren zitten behoorlijk lange, stevige stekels. Ik had het binden vrij snel onder de knie en deed koppig mee tot heel het werk gedaan was. De zon scheen ongenadig op onze gebogen hoofden en nekken en de lucht rook naar warmte, gerst, aarde en zweet. Dat het niet een van de aangenaamste karweitjes was, die ik ooit tot een einde gebracht had, hoef ik hier wel niet uit te leggen! Maar ik was te trots en te koppig om op te geven. Toen we 's avonds moe en bezweet van het veld terugkwamen en ons wat verfrist hadden op de boerderij, was het tijd voor het volgende pijnlijke werkje: met een naald alle stukjes gerstestekels uit mijn vingers en handen peuteren en daarna ontsmetten, zodat ze niet zouden ontsteken. Mijn wil en bedoeling waren wel goed, maar mijn handen natuurlijk véél te zacht voor dit ongewone werk; Om dit zonder problemen te klaren moet er al een laag eelt op zitten en dat was bij mij dus duidelijk niet het geval. Ik was ook behoorlijk moe, maar niettemin erg fier dat ik het tempo had kunnen volgen en niet had opgegeven! Nadat wij op een lange bank achter de tafel als uitgehongerd ons avondmaal verorberd hadden, ging ik terug naar huis en vertelde mijn pa met trots en enig leedvermaak, dat die jufferhandjes de klus geklaard hadden en dat ik de hele middag vruchten gebonden had op het veld. Er kwam geen commentaar maar ik meende in zijn ogen toch een vonk van bewondering te zien. Misschien heb ik me dat ook alleen maar verbeeld, omdat ik het zo graag wou!