WETTI TJUKURRPA.
In een tijd dat fusies aan de orde van de dag waren en de werknemer een speelbal werd van economische belangen, raakte ik in een diep donker dal waar geen ontkomen leek te zijn.
De eerste maanden manifesteerde ik als een zombie. Alles ging langs me heen zonder dat ik er enige notie van had.
Vanaf mijn plekje op de bank zag ik hoe mijn vrouw het ene lapje na het andere aan elkaar naaide en als de top klaar was werd er weer over een nieuw kleed gedacht en moest er een ontwerp getekend worden. Dan zag ik haar met de liniaal en driehoek worstelen om de mallen op de juiste grootte te tekenen. Zonder er erg in te hebben was ik op een gegeven ogenblik aan het tekenen. De volgende stap was dan bijna vanzelfsprekend het tekenen en snijden van de patches. Dat ging natuurlijk sneller dan mijn ega ze aan elkaar kon naaien wat haar er toe bracht mij te instrueren hoe je twee patches aan elkaar kon bevestigen. Je raadt het al
het quiltvirus sloeg toe.
Ik begon weer voorzichtig te genieten van vormen en kleuren waar ik als tekenleraar zo van doortrokken was. Eerst op de traditionele manier geleerd te werken ging ik daarna een weg zoeken om een persoonlijker touch aan het quilten toe te voegen. Tegelijkertijd maakte ik kennis via een tentoonstelling in Arnhem met de kunst en de cultuur van de Aborigens wat mij zo raakte dat er als bijna vanzelf een ontwerp ontstond van een quilt met Aborigen kenmerken. Het verhaalt de zoektocht van een stam door de dorre woestijn naar de levenbrengende bron, WETTI TJUKURRPA.
Een jaar later werd ter gelegenheid van het vijftienjarig bestaan van de Quiltersgilde een agenda vervaardigd waar ik de eer kreeg in opgenomen te worden.
Ook in dat jaar werd mijn eerste kleinzoon geboren en kreeg hij WETTI TJUKURRPA als geboortegeschenk van de dolgelukkige trotse kersverse opa.
Quilt en foto van Ronald Keasberry.
|