De caissons van Ouwerkerk en het Watersnoodmuseum.
De caissons zijn oorspronkelijk ontworpen voor gebruik bij de landing van de geallieerden in Noord-Frankrijk in 1944. De caissons werden toen gebruikt voor het bouwen van een kunstmatige haven in zee. Bij de watersnoodramp van 1953 zijn ze van Engeland naar Nederland gesleept. Hier werden ze gebruikt voor het dichten van vele dijkgaten, waaronder het gat bij Ouwerkerk. De caissons van Ouwerkerk meten 62,5 x 19 x 19 meter en nemen de plaats in van 7300 ton water. Het grootste gedeelte van deze caissons ligt in het zand begraven (tot op een diepte van zo’n 15 meter).
De Watersnood van 1953 voltrok zich in de nacht van 31 januari op 1 februari 1953. Springtij en een noordwesterstorm stuwden het water in de trechtervormige Noordzee op tot recordhoogte. In Nederland overstroomde een groot deel van de provincie Zeeland, West-Brabant en de Zuid-Hollandse eilanden. Hierbij verdronken meer dan 1800 mensen en veel dieren; 100.000 mensen verloren hun huis en bezittingen. De Ramp van 1953 veroorzaakte, behalve het enorme verlies aan mensenlevens, grote schade aan de veestapel, gebouwen en infrastructuur. Menigeen herdenkt op 1 februari de slachtoffers. In deze vier caissons is het watersnoodmuseum ondergebracht, en probeert men een beeld te geven van wat er is gebeurd tijdens en na de overstroming van 1 februari 1953.
|