Sjamfoeter : deugniet, schavuit. Sjepappeke : ventiel. Sleune : ( bomen ) snoeien. Snaakore : rogge die voor groenvoer bestemd is. Steekvogel : roofvogel. Stessel : stijfsel. 't es sun : het is zonde, het is erg. Swenst : ondertussen. Tember : postzegel. Temper : bindmiddel om spijzen te dikken.