Ompeiren : iets doen kantelen, omverwerpen. Omvademen : met de twee armen omvatten. Opkalfaten : herstellen, onderhoudswerken verrichten aan de boot. Pieterman : klein visje met een gevaarlijk stekel op zijn kop. Plecht : de slaapplaats van de visser in de voorsteven van de boot. Pompeloerke : kikvorslarve.
Bron:Woordenschat van de Scheldevisser te Mariekerke L Maerevoet