Een stukje visserslatijn ( 5 )
Prangen : in zig- zaglijn tegen de wind in zeilen. Schadde : mannelijke meivis. Schof : (1) drijvende wolkenmassa.
(2) houten schot dat in de deuropening gezet werd om het water buiten te houden bij overstroming. Schutter : visser die met een schutnet vist. Togen : met een sleepnet vissen. Verloven : vis of iets anders te koop aanbieden tegen een bepaalde prijs. Vermijnen : vis verkopen in de vismijn. Mijn : (1) Plaats waar vis bij opbod verkocht wordt. (2) Hoeveelheid vis door een visser verkocht op de mijn.
Zo spreekt een visser : " Gelukkig heb ik vandaag nogal een goeie prijs kunnen krijgen van mijn mijn."
Uit : Woordenschat van de Scheldevissers te Mariekerke L Maerevoet
|