Inhoud blog
  • Welkom !
  • Valentina
  • Zeehondjes
  • Vlaenderen
  • Le Grand Patron
  • Poëzie en politiek
  • Poëzie en politiek (2)
  • Poëzie en kinderen
  • Poëzie en God
  • Poëzie en oorlog
  • Poëzie en esoterie
  • Poëzie en humor
  • Poëzie en van alles
  • Poëzie en van alles ( 2 )
  • Poëzie en dieren
  • Brieven aan George Bush en aan Karol Wojtyla
  • De 7 G's
  • Tristesse
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     

    Niets is erger dan hardnekkig volgehouden onwetendheid.(Ramuntxo)

    Foto
    Foto
    Als ze angst krijgen worden zelfs de rijken nederig.
    Foto
    Foto
    Bigamie is één vrouw teveel .......... monogamie ook.
    Foto
    Foto

    Lachen is één der meest ernstige plichten der mensheid. (Ramuntxo)

    Foto
    Foto

    Naakte waarheid  ....           is exact het tegenovergestelde van 'officiële mededeling' . ( Ramuntxo )

    Foto

    Opgelet !

    Dorst krijgen betekent dat ge aan 't uitdrogen zijt !

    Foto
    Foto
    Foto

    Oppositie in België ...(grapje !)

    Foto
    Foto
    Foto

    Racist zijn in België :

    de waarheid kénnen is al genoeg.

    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Dichters van het Noorden
    Poëzie voor mensen met een hart .... en met ballen.
    01-01-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Tristesse
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

     

     

     

     

                   Tristesse.

     

     

                 Ik ken een mooie jonge vrouw.

                Ze is al jaren in de rouw.

                Het leven was voor haar niet mild.

               Haar hart is dus helaas verkild.

     

               Veeleisend is ze nochtans niet.

               Alleen iets tegen haar verdriet.

               Ietwat begrip, genegenheid,

               Een beetje liefde, eerlijkheid.

     

               Maar ik weet zeker, en ’t staat vast,

               Ze vindt iemand, die bij haar past.

               Die haar beschermt, met tederheid,

               Haar liefde geeft, ver in de tijd.

     

               Ik wens het haar, met heel mijn hart.

               Dan is ’t gedaan, met alle smart.

               Heeft ze nooit of nimmer nog pijn.

               Zo wil ik het ! Zo zal het zijn. 

     

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (176 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    03-01-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De 7 G's
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

                                   

     

     

     

     

     

     

     

     

                                            Wat de mens ook doet,

    hij doet het altijd voor minstens één der 7 G's :


             geloof

                       geluk

                                 gruwel

                                           gemak

                                                     geld

                                                               glorie

                                                                         genot


    en al de rest is grandioos groot gelul.


    Ramuntxo



    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (240 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    04-01-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Brieven aan George Bush en aan Karol Wojtyla

     

     

    Ow shit ! Ik was jou glad vergeten Ramuntxo !

     

    Aan de heer George W. Bush, mijn verre Amerikaanse vriend.

    Beste George,

    Met deze veroorloof ik mij jou een open brief te schrijven.

    Ik besef dat ook deze, samen met de andere brieven dewelke ik jou

    onder gesloten omslag toestuurde, onbeantwoord in mijn dossier bij

    de CIA  zal belanden.

    Ik weet wel dat zulks niet uit onbeleefdheid is.

    Jij hebt het immers te druk met het verdedigen van de Mensenrechten.

    Onze vrienden van de CIA trouwens ook.

    Eigenlijk een hele geruststelling te weten dat jullie bestaan.

    In feite toch fijn dat jullie er zijn !

    Zoals in '44.

    Hadden jullie nóg iets langer gewacht, dan hadden we hier in

    Vlaanderen allemaal Russisch gesproken.

    En in Wallonië ook.

    Dan hadden we tenminste geen taalstrijd gehad.

    Maar Russisch is zo een moeilijke taal, man !

    Dan maar liever Amerikaans.

    Een hete aardappel in onze mond en wij spreken jouw taal als een

    echte, shits en fucks incluis.

    Want wij zijn fier dat wij deze woorden regelmatig kunnen gebruiken.

    Niet iedereen kan dat.

    Zoals Terri Schiavo bijvoorbeeld.  Die kon dat niet.

    Men heeft haar dan ook maar laten kreperen.

    Geen eten, geen drinken, geen geneesmiddelen.  Niets.

    Veroordeeld om een gruwelijke dood te sterven.

    Zoals in Buchenwald.  En in Dachau.  In Treblinka.  Bergen-Belsen.

    Wél de laatste heilige olie.  Van een bekend merk waarschijnlijk.

    Het krijgen van deze zegen zal wel een mensenrecht zijn zeker.

    Als bij ons een dier aan het kreveren is, dan krijgt het een spuitje, George.

    Wij doen het inslapen.

    Zonder olie.

    Wat zijn wij een volk van barbaren zeg !

     

     

     

     

    Ach Ramuntxo ! Had ik maar naar jou geluisterd !

     

    Open brief aan de heer Karol Wojtyla, mijn vriend in het verre Rome.

    Beste Karel,

    Ik hoor dat je uiteindelijk beslist hebt om naar de hemel te gaan wonen.

    Vandaar posthuum dit briefje.

    Het is met pijn in het hart dat ik jou enige tijd geleden op de televisie zag.

    Het ging echt niet goed met jou.

    Waarom zijt ge verdorie toch naar een hospitaal geweest ?

    Waarom hebt ge nu toch door aardse geneesheren aan jouw lijf laten prutsen ?

    Fout, Karel !  Duizend maal fout !

    Je had naar Lourdes moeten gaan, en niet naar een kliniek.

    Dan ware je nu genezen geweest.

    Het was triestig om jou aan het raam te zien zitten.

    De blik op een bepaald moment ten hemel gericht,

    als ware je door een stem van tussen de donkere wolken geroepen.

    Ik zag jouw bleke lippen ietwat mompelen.

    Het leek me dat je zoiets als  'Fuck you!'  zei.  Kan dat ?

    Tja, als hoofd van de grootste multi-national aller tijden zou ik ook

    niet graag de bons krijgen.

    Zelfs niet voor alle dagen rijst met zilveren lepeltjes.

    Maar jouw tijd was gekomen.

    Ik wens jou een goede reis, mijn vriend !

    En doe ze ginder de groeten !

     

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (222 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    05-01-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Poëzie en dieren



    Rechtvaardigheid

                        Ginds in het veld zit een konijn,
                        Het is zo mooi, het is zo klein.
                        Het is zo weerloos, 't is zo teer,
                        Er zo naar kijken doet al zeer.

              De onschuld zelf, het kijkt zo lief,
              Echt iets voor in een liefdesbrief.
              Van niets bewust, weet van geen kwaad,
              Onwetend van wat komen gaat.

    Het drinkt wat water van een plas,
    't Zit op wat aarde, naast het gras.
    Want regens, na een week of wat,
    Maken de velden wel erg glad.

              Stil sluipend, zonder één geluid,
              Komt daar de jager, tuk op buit,
              En snel, zoals een echte held,
              Loopt hij geruisloos door het veld.

                        Hij nadert het onwetend dier,
                        En lacht al van nakend plezier.
                        De Dood komt langzaam dichterbij,
                        De dap're jager voelt zich blij.

              Nog een paar stappen, en dan 'pang',
              De Dood lacht. Hij weet het al lang.
              Er klinkt een schot, iets sterft in 't slijk,
              De Dood gaat traagjes naar het lijk.

    De aarde wordt gekleurd met bloed,
    De Dood kijkt toe, en vindt het goed.
    De jager had, verblind door pret,
    Niet op het gladde gras gelet.

      De Ooivaar

     

      Daarginds boven op die paal

      zat mevrouw met haar gemaal.

      In een mooi zelfgemaakt nest.

      Daar woon je nog altijd ‘t best.

     

      Stil genietend van de zon

      vleide zij zich waar ze kon.

      Want hun woning was niet breed,

      en ge ligt er vóór ge ’t weet.

     

      Hij keek lui over de rand,

      liggend op zijn ene kant.

      Dromend van een kabeljauw

      die hij eten wou, en gauw.

     

      Maar in jacht had hij geen zin.

      Inspanning was hem te min,
      En zo kreeg hij, met wat hort,
     
    apenoten  op zijn bord.


    Holst van de nacht.

                Was het op een avond ? Of was het al nacht ?
               Het heeft geen belang, ik vond het een pracht.
                            Zo dicht bij mekaar, zo teder en zacht.
                         Zo zaten ze daar, zo dicht bij die gracht.
                        Ik hoor een geluid, net iemand die lacht.
                              Ze kijkt even om, ik zie wat ze dacht,
                    Maar ik was het niet, die dat geluid bracht.
            Dus kijkt ze naar hem, want 'k zie dat hij wacht.
              Hij wordt ongeduldig, maar uit niet één klacht.
                  Ik ben hier teveel, 't gaat buiten mijn macht.
                    Ik ga dan maar weg. Wat had je verwacht ?
                Lach maar niet met mij. Wat had je gedacht ?

     

         Het waren twee katten .... in 't holst van de nacht.

     

    Kerstman

     

    Kerstmis, Christmas, Navidad  ....

    't Zijn maar woorden, weet ge da ?

    Een tijd van hoop, een tijd van wensen !?

    Is het niet waar, mijn beste mensen ?

     

    Als Kerstman kom ik overal.

    Zelfs tot in mijne paardestal !

    Ik heb er daar een stuk of tien.

    Maar die hebt gij nog nooit gezien !

     

    Ik heb een hengst, helemaal wit.

    En das een paard, met heel veel pit.

    'k Heb er een ander, en das bruin.

    En op Kerstdag, loopt het wat schuin.

     

    'k Heb er nog een, met zó veel vlekken !

    En 't wil konstant aan mijn baard trekken.

    En die twee zwarte, die zijn groot !

    Die eten ook, heel veel bruin brood !

     

    En dan die kleine, zo wat ros.

    Met zóó ne staart, helemaal los.

    'k Heb zelfs ne groene, zó een beest.

    'k Ben er nog mee op reis geweest.

     

    Maar weten jullie, al die dieren,

    Hebben tenminste, goeie manieren.

    Want in hun stal, is 't altijd vrede.

    't Zijn dan ook dieren, van goede zede.

     

    Zij zijn soms slimmer dan de mensen,

    En liegen niet, als z'u iets wensen.

    Dus, brave kinderen, eerbied voor dieren,

    En ge zult er de Kerstman mee plezieren.

     

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (183 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    07-01-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Poëzie en van alles ( 2 )

     

     

    Kunnen

    jullie

    eens iets laten weten,

    zonder dat ge daarvoor moet beginnen zweten,

    want ik kom niet om te eten,

    dat wil ik eerst laten weten,

    ik zal reeds hebben ontbeten,

    zonder de worst te hebben gemeten,

    want anders is 't geen vreten,

    zelfs al heb ik erbij gezeten,

    en mijn teljoor weer wat versleten,

    of hoe zo'n plaat ook moge heten.

     

    Een borrel mag natuurlijk wel,

    zo lekker langzaam, en niks snel,

    d'hoeveelheid ijs is van geen tel,

    de whisky, die natuurlijk wél !

    Das ook gezond voor mijn teer vel.

    Misschien rinkelt er al een bel ?

    Natuurlijk ! Gij verstaat mij wel !

     

     Vertaling naar het Marsiaans :

    Kunnen

    jullie

    eens iets laten weten,

    zonder dat ge daarvoor moet beginnen zweten,

    want ik kom niet om te eten,

    dat wil ik eerst laten weten,

    ik zal reeds hebben ontbeten,

    zonder de worst te hebben gemeten,

    want anders is 't geen vreten,

    zelfs al heb ik erbij gezeten,

    en mijn teljoor weer wat versleten,

    of hoe zo'n plaat ook moge heten.

     

    Een borrel mag natuurlijk wel,

    zo lekker langzaam, en niks snel,

    d'hoeveelheid ijs is van geen tel,

    de whisky, die natuurlijk wél !

    Das ook gezond voor mijn teer vel.

    Misschien rinkelt er al een bel ?

    Natuurlijk ! Gij verstaat mij wel !

     

         Wie drinkt er bier met vaten ?

          Wie kan 't zuipen niet laten ?

                    Wie drinkt wodka met kuipen ?

                    Kan niet stoppen met zuipen ?

                              Wie is er konstant dronken ?

                              Kijkt met ogen die lonken ?

                                        Van Warschau tot in Olen ?

                                        ....  De politie van Polen.

     

                             De mens.

     

                             Hoe ouder ik word, hoe vaker ik eens over mijn schouder terugblik.

         Logisch toch ?

         Want hoe ouder je wordt, hoe meer je hebt om op terug te kijken.

                             En ík heb héél wat achter de rug.

                             Goede herinneringen, en, slechte herinneringen.

         Veel goede, maar, helaas, ook veel slechte.

         Ik denk dat, op de klassieke uitzonderingen na,

         de wereld zónder de mens beter geweest ware.

         Alles op deze wereld, planten, mineralen, alle soorten

         dieren van klein tot groot, heeft zijn nut.

         Maar de mens  ....  ?

                   Tja, de goden moesten met hun afval toch ergens naartoe.

                   En zo werd de grootste smeerlapperij op aarde uitgestrooid.

         Of ze er fier op zijn weet ik niet.

         Want sinds de schepping heeft er nóóit één mens ook

         maar één god gezien.

     

         Place Madou.

     

                             Het was er ene van Sabam.

                             Hij zat in Brussel op de tram.

                             Hij reed natuurlijk eerste klas,

                             Net alsof hij eigenaar was.

                              

                   Achter hem klonk een licht geluid.

                   Was 't een gitaar ?  Was het een fluit ?

                   Al was het 't bidden van een non.

                   Als hij maar inkasseren kon.

     

                   Genoegzaam keek hij achteruit,

                   Hopend op een weerloze buit,

                   Maar keek recht in donk're ogen,

                   Die er precies niet om logen  ....

     

                        Zijn lippen prevelden iets zacht,

                       Want dat had hij wel niet verwacht.

                       De billen dicht, de anus toe,

                       Stapte hij af aan Place Madou.

     

    Achter ieder groot man staat een vrouw ....

    Achter ieder mislukkeling ook ....

    Alleen is de vrouw die achter een groot man staat zelden of nooit zijn eigen echtgenote .... maar zijn minnares.

    En de vrouw die achter een mislukkeling staat is zelden of nooit zijn minnares .... maar zijn eigen echtgenote.

     

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (161 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    10-01-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Poëzie en van alles



    Maan

    Ik zit alleen, in mijn bureel,
    't Is nog geen nacht, maar 't scheelt niet veel.
    Buiten is 't koud, en zwaar bewolkt.
    De hele stad, lijkt wel ontvolkt.

         'k Kijk door mijn raam, de zon is weg.
         Er is geen maan, dat noem ik pech.
         Ik zie zo graag, die witte ster.
         Al zie 'k ze maar, zo van heel ver.

              'k Zal morgen zien, diep in de nacht.
              Dan zie 'k ze wel, in al haar pracht.
              Dan schrijf ik weer, in haar wit licht,
              Zo'n klein, onnozel, dom gedicht.



    Iedereen zag het  ...............................   toen ik dronk,
    Iedereen sprak er over  .....................   toen ik dronk,
    Iedereen spotte met mij  ...................   toen ik dronk,

    Maar Niémand die mij ooit eens vroeg  .... 

                                                       ....  waarom ik dronk.



    Mei

                                                                   Iedereen kent dat van mei,
                                                                 van die vogels  -  en hun ei.

                                                                Liefde komt er ook weer bij,
                                                              met die bloemen  -  in de wei.

                                                            Met die bijtjes  -  speels en vrij,
                                                              zoals kind'ren  -  jong en blij.

                                                                  Ieder jaar  -  geloof me vrij,
                                                                        is 't tzelfde  -  rij op rij.

                                                                 Zo zei zij toch  -  tegen mij.
                                                          Alhoewel  -  en 't maakt me blij,

                                                            die twee dwergen  -  zij aan zij,
                                                               lekker knusjes  -  op een kei,

                                                              zo in 't midden  -  van de wei,
                                                             zegden lachend  -  tegen mij :

                                                              "Zet je neer  -  en kom erbij."

                                                           'k Lei me dan maar op mijn zij,
                                                                       en bekeek ze  -  allebei.

                                                                   En tesamen  -  zegden zij :
                                                            "Luister eens  -  en voel je blij.

                                                                      Ieder jaar  -  en rij op rij,
                                                                komt de lente  -  er weer bij.

                                                         Een zee van warmte  -  een getij,
                                                      dat komt in jou  -  dat komt in mij.

                                                  De mens bloeit open  -  kijk naar mij,
                                                            al ben ik wel  -  kleiner dan jij.

                                                        De donk're dagen  -  zijn voorbij.
                                                      De liefde komt  -  wat het ook zij."

                                               En daarvoor dient ze  -  de maand mei.



              Ezeltje, ezeltje, kom bij mij,

              Kom eens hier en maak me blij,

    Hef jouw staartje in de lucht,

    En laat vallen maar, die bucht.

              Véle euro's, één na één,

              Tegen geld zeg ik niet 'neen".

    Doe maar gans mijn mandje vol,

    En geef nu maar flink petrol.

              Genoeg voor een BMW,

              En een rijhuisje of twee.

    Want mijn lief telt toch niet mee,

    En mijn wijf zwijgt heel gedwee.

              Domme ezel, doe jouw werk,

              En maak mij maar groot en sterk.

    En ge kunt er van op aan,

    Daarna kunt gij hier vandaan !

    Gedaan.



                        Pistoolschilder

                        Ik had ooit een vriend die zo graag
                        pistoolschilder wou worden,
                        maar helaas,
                        hij kreeg geen wapenvergunning.

    Cactus

    De cactus is een plant
    met héél veel stekels aan.
    Zelf vindt hij 't niet plezant,
    Ge kunt ervan op aan.

         Maar toch blijven ze'r op.
         Kom er maar eens op af !
         Ze zeggen bijtijds "Stop !
         Blijf van de cactus af !"

              Want cactussen zijn broos,
              dat weten mensen niet !
              Gevoelig als een roos,
              veel zwakker dan je ziet.

    Cactussen zijn ook bang,
    want mensen doen hen kwaad.
    Dan voelen ze de drang
    te prikken waar je staat.

         Ze hebben ook gevoel,
         meer dan de doorsnee mens.
         Stil leven is hun doel.
         't Is hun innigste wens.

              De cactus is mijn plant !
              'k Ben jaloers op zijn ras.
              Daarop krijg je mijn hand :
              'k Wou dat ik cactus was.

    Fransen, fransen, oú êtes-vous ?

                        Kom eens van achter die koe !
                        Sansculotten zonder eer,
                        Maar veel praat, achter 't geweer.

                        Fransen, fransen, oú êtes-vous ? 
                        Wij zijn jullie stilaan moe.
                        Verdwijn en kom nooit meer weer.
                        Ga maar huiswaarts, en krepeer.

    Antwoord op een welgewaardeerde uitnodiging

     

    Geachten,

     

    Met deze laat ik u dus wete,

    En 't zal u niet hebbe gespete,

    Dat wij dus zondag zulle kome.

    Ge weet, ik ben al zo ne vrome.

     

    Ik ga die dag niet naar de kerk.

    Ge weet, ik vind zoiets geen werk.

    Ik kom bij jou dus toastjes ete.

    Ge zult het wel hebbe gewete.

     

    Een drankje mag er ook wel zijn,

    Enen trappist, of een fles wijn.

    En hapjes met gerookte zalm !

    Dat lust ik graag, dan blijf ik kalm.

     

    Zijn er teveel ?  Zelfs met paté ?

    't Is geen probleem, 'k neem ze wel mee.

    En den trappist ?  Raakt hij nie op ?

    Ook geen probleem, mijn vrouw is Bob.

     

    Het is dus om u mee te dele,

    En 'k hoop dat u da wel kan schele,

    Ik zal dus kome, mijn vrouw komt mee,

    Getekend :  R. Bartolomé

     

     

     't Klokje en het Sneeuwvlokje. 

     

    Ergens luidt een heel klein klokje.

    Zachtjes klinkt het in de nacht.

    Langzaam dwarrelt een sneeuwvlokje

    Naar het klokje, dat stil wacht.

     

    En dat ene kleine vlokje

    Dat stilletjes nederdaalt,

    Kijkt verlangend naar dat klokje,

    Oplettend dat het niet faalt.  

     

    Want veel lichtjaren tevoren

    Zijn zij reeds tesaam geweest.

    Nu zijn z' eindelijk herboren,

    Elk komende uit een geest.  

     

    't Klokje kijkt op, vol verlangen

    Naar 't vlokje dat schuchter lacht,

    Klaar om 't zachtjes op te vangen

    Van de geest die 't vlokje bracht.  

     

    Eind'lijk is de tijd gekomen.

    Nooit gaan ze nu nog uiteen,

    Want het vlokje van zijn dromen

    Gaat nimmer nog van hem heen.  

     

    Teder raken ze elkander,

    Liefdesgloed gaat door hen heen.

    De één streelt intens de ander.

    Zachtjes klinkt een stil geween. 

     

    Het sprookje is hiermee ten eind,

    Voor hen duurt het eeuwig voort.

    Het is misschien niet heel verfijnd,

    Maar dat heeft hen nooit gestoord. 

      

         Kruisraket

                                     Een amerikaanse kruisraket

         is een precisieprojektiel dat máximum twee

         meter naast het doel kan terechtkomen  ....

         gemeten op de stadsplannen van Belgrado

         en Bagdad.

     

    Agressie

                   is een onverantwoorde en gewelddadige

    reaktie van iemand in een bepaalde situatie.

    Ze kan zowel verbaal als fysisch tot uiting komen.

    Agressie vloeit voort uit een sterk gevoel van

    teleurstelling omdat men zich verhinderd voelt

    om een bepaald voorgenomen meestal

    onbereikbaar doel te bereiken, omdat men zijn

    eigen tekortkomingen ervaart als een

    onrechtvaardige belemmering in een poging tot

    realisatie van een behoefte of een wens.

    Het is het gevolg van een overmogen tot het

    verdragen van een frustratie zonder dat

    destruktieve impulsen het sociale gedrag in

    ernstige mate verstoren.

    Het is een ziekelijke stoornis, gekenmerkt door

    een tekort op sociaal vlak, een miskenning van

    de waarden van anderen, waarbij een utopische

    erkenning van het eigen bestaan wordt gevonden.

    Het is een gebrek aan volwassenheid,

                                   aan verstandelijk vermogen.

    Deze psychische stoornis wordt gekenmerkt door

    angst voor het onbekende, door lafheid,

    overdreven onderdanigheid tegenover diegenen

    die men sterker waant, door neerslachtigheid,

    hypokrisie, machtsmisbruik tegenover zwakkeren

    die ze zonder enige aanleiding of geldige reden

    met een bepaald sadistisch plezier zullen

    provoceren, en stressgevoelens.

    Het komt bijna alleen voor bij personen die

    zichzelf overtuigen dat hun fouten, gebreken

    en tekortkomingen geheel en uitsluitend aan

    anderen te wijten zijn, en zelf nooit of nooit

    enige verantwoordelijkheid durven te nemen.

    Ze beleven hun eigen tekortschieten en hebben

    besef van machteloosheid tegenover hun eigen

    onbekwaamheden, waarbij de negatieve

    beoordeling van hun eigen persoon en van hun

    eigen lichamelijke en/of geestelijke prestaties

    resulteren in de vergelijking met en afgunst

    tegenover de prestaties van anderen.

    De abnormale opbouw van hun persoonlijkheid

    is de oorzaak van hun gestoord gedrag en hun

    aanpassingsstoornissen, die binnen de normen

    van een normaal funktionerende maatschappij

    onaanvaardbaar zijn.

    Agressie wordt door de overheid vaak getolereerd

    en zelfs aangemoedigd.

     

     

            Aan de oevers van de Schelde

     

            'k Zit aan de Schelde, op een bank,

            mijn neusgaten gevuld met stank.

            Dode vissen drijven boven.

            Het is amper te geloven.

     

            Een stuk textiel, een houten bak.

            Wat vuil in een plastieken zak.

            Aan de kant een verroeste fiets.

            't Ligt niet in 't water. 't Is al iets.

     

            Olie bedekt het watervlak.

            Diverse kleuren. Net als lak.

            Eronder is 't een zwarte brij.

            Een vieze, stinkende gelei.

     

            Laat u verleiden. Kom eens af.

            En zie wat politiek, ons gaf.

            Maar 't komt in orde. Wees niet bang.

            Alleen duurt het wel heel erg lang.

     

                         Manneke Maan

     

                        Waar komt gij vandaan ?

                        Waar gaat gij naartoe ?

                        Och, 't doet er niet toe.

     

                        Manneke Maan,

                        Het gaat mij niet aan,

                        Maar zijt gij nooit moe ?

                        Met al dat gedoe ?

     

                        Manneke Maan,

                        Kijk mij even aan,

                        En zeg eens oprecht  :

                        Is jouw glimlach echt ?

     

                        Manneke Maan,

                        Blijf toch even staan.

                        Ik heb nog één vraag :

                        Blijf je niet vandaag ?

     

                        Manneke Maan,

                        Ik laat je wel gaan,

                        Maar beloof één ding  :

                        Blijf altijd bestaan.

     

         Salut    

               Ik weet niet wat ik schrijven moet,

               maar als ik schrijf voel ik me goed.

               Ik neem dus maar pen en papier

               en schrijf zo maar een zin of vier.

               De inhoud is van geen belang,

               dit gedicht wordt dan ook niet lang.

               Het wordt toch nooit gepubliceerd,

               want het wordt iets dat niet verteert.

               Ik stop met mijn gedicht dus hier,

               Want het wordt toch een dooie pier.

      

    Het wordt duister,

    Het wordt nacht.

    De maan komt op,

    In al haar pracht.

     

    Met veel luister,

    Wit van vacht,

    Rijst ze ten top.

    Ze staat op wacht.

    ....  ....  ....  ....

     

              Ik wou dat ik mooi dichten kon,

              Zo van de maan, en van de zon.

              Van alle dieren hier op aard'.

              Maar niet de mens. Die is 't niet waard.

     

    Zo elk gedicht, nedergepend,

    Toont aan de goden wie je bent.

    Wie ik ben weten ze al wel.

    Misschien moet ik wel naar de hel.

     

              Want ideologisch ben 'k verkeerd.

              'k Ben dus zelfs 't vagevuur niet weerd.

              Maar 't is niet erg.  Ik kom er wel.

              't Is toch niet ver, van hier naar d'hel.


    Maar weet, de dag dat ik moet gaan,

    Zal ik er niet alleen voorstaan.

    Veel zullen sterven, heel gedwee,

    Want 'k neem extra veel zielen mee.

     

              Die dag geef ik een zwarte mis,

              Met héél veel doden.  't Wordt niet mis.

              Dus als ge ook naar d'hel wilt gaan,

              Wacht nog een beetje.  'k Kom eraan.

     

    Hyppokritis in Polen

     

                   Het was in een Pools hospitaal.

                   Het kind lag in een grote zaal.

                   De moeder stond er wenend bij

                   toen de professor ernstig zei :

     

         " Ze moet worden geopereerd,

         en het is dringend , z'is het weerd.

         Ze moet vandaag nog onder 't mes,

         want 't is nu reeds tien over zes. "

     

                             " Heb dank professor, dank u wel !

                             Met u als dokter redt ze 't wel.

                             'k Zal voor u bidden, als ik mag,

                             'k Zal bidden tot 't Hoogste Gezag. "

     

         " Ja maar, mevrouw, wacht nog een keer.

         Alvorens ik haar opereer.

         Vijfduizend dollar is mijn prijs,

         zoniet gaat ze onder de zeis. "

     

                                       De arme moeder werd heel bleek

                                       en zei : " Laat ons niet in de steek !

                                       Wij zijn zo arm, ik heb geen geld.

                                       Dat heb ik u toch al verteld ! "

     

         " Ga naar een bank, en leen maar wat.

         Bij de banken is er geld zat. "

         Zei de dokter meedogenloos,

         en keek de vrouw aan, ietwat boos.

     

                   Op haar knieën, trillend en bang,

                   smeekte ze hem, minuten lang.

                   Maar de dokter draaide zich om

                   en zei alleen nog maar : " Shalom ! "

     

         In Polen is 't een 'déja-vu'.

        Wist ge dat niet ? Dan weet ge 't nu.  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (174 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    14-11-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Poëzie en humor



    Pijlen van Cupido

    Hij kwam - hij zag - hij overwon,
    Hij schoot zijn pijlen waar hij kon.
    Naar links - naar rechts - omhoog - omlaag,
    Het werd uiteindelijk een plaag.

    Hij schoot zelfs naar de politiek,
    Want dat soort mensen maakt hem ziek.
    Ze vlogen tot in 't parlement.
    Die Cupido, das toch een vent !

    Maar op een keer was het verkeerd,
    Hij had er boter aangesmeerd.
    En na kontrole van zijn pijl
    Kreeg hij - zonder enig verwijl,

    De BTW gepresenteerd.



    Prinselijke huwelijksnacht

    Er was eens in een koninkrijk
    ne knappe prins, en die was rijk.
    Hij kreeg een maagd in 't huwelijksbed.
    Alléz, zo stond in de gazet.

    Des avonds na het bruiloftsfeest
    zei hij : "Nu is 't genoeg geweest.
    We gaan naar boven, het is tijd.
    Ik wil mijn zaadcellen eens kwijt."

    Terwijl hij nog efkens ging bidde,
    legde zij zich juist in het midde.
    Hélemaal open met haar bene,
    En lachend zwaaiend met haar tene.

    Hij had zijn slaapmuts opgezet
    en ging nu resoluut naar 't bed.
    Ineens, blijkbaar geheel ontdaan,
    keek hij haar niet-begrijpend aan.

    Hij zei : "Enfin, wat doet ge nou ?
    'k Kan der nie in, en ik heb kou !
    Ik heb het vast .... maar 't is gemeen !
    Gij wilt het bed voor u alleen !"



    "Tuut-tuut !" zei de trein, en 't station vertrok.
    "Amaai !" zie Lowie, "Was me da ne snok !"
    "'t Is goe da 'k het wist !" riep de machinist,
    "Of 'k had van de schrik in mijn broek gepist !"



    Trappist

    Cupido is een rare kwast.
    Hij schiet alleen wanneer 't hem past.
    Zijn pijlen zijn niet eens gericht.
    Geef toe, dikwijls is het geen zicht.

    Onlangs beging hij nog een flater,
    En schoot een pijl af naar een pater.
    De pijl zat midden in de roos,
    En onze pater werd heel boos.

    "Kunt ge niet kijken waar ge schiet ?
    Zoiets een doet ge nu toch niet !
    'k Wil er precies nu niet om vitten,
    Maar 'k kan nu gans de week niet zitten !"

    Cupido keek de pater aan
    En zei hem, blijkbaar heel voldaan :
    "Mijn beste vriend, de pijl zit goed.
    Bekijk het maar, hoe ge 't ook doet.

    Gedaan met zitten, aan het werk !
    Van werken word je groot en sterk !"

    De pater deed wat hij moest doen,
    En gaf verdorie van katoen.

    En zo ontstond, wat jij niet wist,
    Die goeie, lekkere trappist.



    Op het strand van Oostende

    In Oostende op het strand
    liep een dame, heel galant,
    met een grote zonnehoed
    en veel olie op haar snoet.

    Haar neus stak wat in de lucht,
    snuivend naar verboden vrucht.
    Buik naar achter, borst vooruit,
    en een licht gebruinde huid.

    Toen opeens werd ze knalrood.
    't Was duidelijk : ze verschoot.
    Want ze trapte, in haar pracht,
    in iets warm, en bruin, en zacht.



    De Konijnejager

    Een jager op konijne
    kwam nooit met buit naar huis,
    en vroeg in vorm van rijme
    om raad aan een veldmuis.

    Mevrouw de Muis, laat horen,
    hoe geraak ik aan buit ?
    Tracht mij eens te bekoren
    en zeg het mij eens luid.

    Meneer de jager luister
    naar wat ik zeggen ga.
    Ga naar een hol en fluister
    "refrein-konijn-hoera".

    Toen een paar dagen later
    de muis hem wederzag,
    begreep ze snel de flater,
    schoot stiekem in een lach.

    Hij steunde op twee krukken,
    had plaaster om een been.
    Kon zich niet eens meer bukken,
    en grijnsde heel gemeen.

    'k Stond voor een hol en knielde.
    Ik deed wat jij me zei.
    'k Weet niet wat me bezielde,
    maar 'k voelde me zo blij.

    Ik was klaar om te vuren.
    'k Neuriede jouw refrein.
    'k Zat naar het hol te turen  ....
    ....  en daaruit kwam een trein.



    De Welriekende Dreef

    Een agent regelde 't verkeer
    en was al úren in de weer.
    Hij voelde hoe zijn middagmaal
    plaats innam in zijn darmkanaal.

    Hij kon 't niet houden, dat was klaar,
    en knálde met een wild gebaar
    patatten, vlees, en nog een koek,
    allemaal in zijn onderbroek.

    En waar die man zijn maaltijd bleef,
    heet nu de Welriekende Dreef.

     

     

       Zo'n tweeduizend jaar geleden

       leefde er een man die zei :

                 "Gaat heen en vermenigvuldig u !"

     

                Zelfs hij wist in die tijd al dat

                vermenigvuldigen plezanter is dan aftrekken.

      

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (198 Stemmen)
    >> Reageer (2)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Poëzie en esoterie



    Leugen

    Op een avond, het was al laat,
    Ik was aan 't werken aan een boek,
    Ik moest vechten tegen de vaak,
    En toen kreeg ik opeens bezoek.

    Het licht ging uit, ik zag niets meer,
    Ik hoorde niets, er ging iets mis,
    Ik voelde iets, en in één keer,
    Zag ik iets in de duisternis.

    Een geest verscheen, héél vaag, héél stil,
    Ze keek me aan, en lachte zacht,
    Het werd ineens zo koud, zo kil,
    Ik wist dat ze een boodschap bracht.

    Ze sprak heel traag, met veel gevoel,
    Ik luisterde, niet boos, niet blij,
    Haar stem was mooi, maar toch wat koel,
    Toen ze me heel vriendelijk zei :

    "Ik breng goed nieuws, verheug je maar,
    Vanaf nu komt alles wel goed,
    Geloof me vrij, want het is waar,
    Wat je ook in je leven doet."

    En zo ging ze nog uren door,
    Mijn leven werd één rozengeur,
    Niets in mijn toekomst ging teloor,
    Alles kreeg nu de mooiste kleur.

    Toen ze haar boodschap had gebracht,
    En ietwat spottend afscheid nam,
    Was het reeds midden in de nacht,
    Maar niets aan mij was vuur en vlam.

    Want toen ik diep had nagedacht,
    Begreep ik wie die geest echt was,
    Het was de Leugen die, heel zacht,
    Mij uit haar Leugenboek voorlas.



        Eindelijk

         Mijn hoofd is leeg, ik zie niets meer,
         Er is niets meer wat ik begeer.
         'k Ben krachteloos, alles doet zeer.
         Ik voel me hulpeloos, en teer.

         Een lange tunnel gaapt me aan.
         Hij is niet ver van me vandaan.
         Ik zie mijn begeleiders staan.
         Ze kijken me levenloos aan.

         Zachte muziek komt naderbij.
         'k Zou bijna zeggen : "'t Maakt me blij !"
         Veel zachte tonen op een rij :
         Het eind' komt langzaam dichterbij.

         Dan sta ik op, ik kom er uit.
         Mijn lichaam blijft achter als buit.
         Voor wie of wat ? Wat maakt het uit ?
         Per slot was ik maar een schavuit.

         Nu stap ik traag de tunnel in.
         En 't is niet echt tegen mijn zin.
         Want dit is slechts maar een begin.
         En niets is me nu nog te min.

         De schimmen volgen me nu dicht,
         En houden me in evenwicht.
         Op 't einde zie ik een fel licht,
         Zo helder als een bliksemschicht.

         'k Weet niet hoe ik me voelen moet.
         Misschien heb ik wel niet de moed
         Om aan het hoofd van deze stoet
         Te gaan zoals een geest dat doet.

         'k Sta in het licht, ik zie niets meer.
         'k Denk aan mijn leven van weleer.
         Alleen komt het nimmer meer weer.
         Op 't laatste oordeel komt 't nu neer.

         Een zacht stem spreekt me nu toe.
         Vraag me niet wie. Vraag me niet hoe.
         Ik voel me zo oneindig moe.
         'k Wil ervan af, van dat gedoe.

         Opeens word ik precies gesust,
         En al mijn angsten zijn geblust.
         Uit mij is nu mijn laatste lust.
         Nu heb ik eind'lijk eeuwig rust.

                            

                              Waar is de Leugen die, zo zoet,

                             mij zegt wat er nog komen moet ?

     

                                          Waar is de Leugen die, zo zacht,

                                          mij altijd die illusies bracht ?

     

                    Is mooie Leugen soms beschaamd ?

                    Vindt zij dat liegen niet betaamt ?

     

                                                          Wees maar niet bang !  Verlies geen moed !

                                                          'k Weet toch dat ge 't in opdracht doet.

     

    Dit gedicht is opgedragen aan véél staatshoofden 

    héél véél staatshoofden ....  

     

    De geest wachtte, al vele jaren,

    Zonder zich echt zorgen te baren,

    Geruisloos stil, zond'r enig woord,

    Op diegene, die hem had vermoord.

     

    Diens tijd was daar, dat stond wel vast,

    Hij was de mensheid maar tot last.

    Het leven zou, die vent verlaten.

    Nog langer wachten, zou hem niet baten.

     

    Nat van het zweet, bleek van de angst,

    Was hij voor hen, een mooie vangst.

    Zijn gillen als, een zwijn in nood,

    Bracht hem geen hulp, alleen de dood.

     

    Eens een diktator, een trots heerser,

    Was nu zijn lot, niet langer meester.

    Zijn roepen, zijn smeken, z'n laatste gebed,

    Was voor de geesten, alleen maar pret.

     

    Krampachtig spart'lend, bang voor de dood,

    Was hij voor 't eerst, eens écht in nood.

    Zijn hart vertraagde, zijn adem sleepte.

    Niemand meer, die met hem dweepte.

     

    Een stuiptrekking, een laatste kramp,

    En hij verwisselde van kamp.

    Wat hem daar toen te wachten stond

    Vertel ik niet. Ik hou mijn mond.

     

    Piet Hein

     

    Eens is hij mijn vriend,

    Dan ook weer eens niet.

    Ik heb hem verdiend,

    Al wil ik soms niet.

                                  Steeds is hij bij mij,

                                  Laat mij nooit alleen.

                                  Hij blijft aan mijn zij,

                                  Al zeg ik soms 'neen !'

    't Geeft niet wat ik doe,

    Hij blijft mijn gezel.

    Hij wordt het nooit moe.

    Eens heeft hij me wel.

                                  Zijn naam is Piet Hein.

                                  En ik weet het wel.

                                  Eens krijgt hij me klein,

                                  Dan ga 'k naar de hel.

    Maar is 't met geweld,

    Geloof me gedwee,

    't Is winnen wat telt,

    En 'k neem er veel mee.

                                  'k Vertrek niet alleen

                                  Van hier naar de hel.

                                  En vind ik er geen

                                  Blijft Hein mijn gezel.

    Want dan op mijn beurt

    Zal ik bij hem zijn.

    Tot hij schraal verkleurt.

    Mens, wat wordt dat fijn !

     

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (192 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Poëzie en oorlog



    Gernika 26 april 1937

    Op het plein van een Baskisch dorp,
    Dicht bij de kerk, op een steenworp,
    Zat op een bank een oude vrouw,
    Gans in het zwart, ze was in rouw.

    Bewegingsloos, niet één gebaar,
    Alleen de wind woei door h'r haar.
    Er viel wat regen zachtjes neer,
    Tot op haar voeten, klein en teer.

    De zon ging onder, het werd koud,
    Maar 't deed haar niets, al was ze oud.
    Ze had hier niemand meer op aard',
    De oorlog had haar niet gespaard.

    De vogels zwegen, het was stil,
    Het was duidelijk Iemands wil.
    Ze wou nu rust, ze wou nu gaan.
    Ik denk dat Men het had verstaan.

    De duisternis viel over 't plein,
    En het is dat het zo moet zijn.
    Als iemand afscheid nemen wil,
    Dan wordt het immers altijd stil.

    Op haar borst rustte nu haar kin,
    En eindelijk kreeg ze haar zin.
    Ze zou nu langzaam overgaan,
    En zag al vage schimmen staan.

    En ietwat wazig zag ze dan,
    Haar dode maar beminde man,
    Die haar kwam halen, zichtbaar blij,
    Met al hun kinderen erbij.

    En toen de zon weer op 't plein scheen,
    Klonk ergens een héél zacht geween,
    Dat prachtig en intens sereen,
    Heel langzaam in het niets verdween.


    Spaanstalige versie


    Gernika, el 27 de avril 1937.

    En la plazuela de un pueblo vasco,
    Junto a una iglesia, a tiro de piedra,
    Estaba sentada en un banco una vieja mujer,
    Toda en negro, estaba de luto.

    Inmóvil, ni un ademán,
    Sólo el viento soplaba en sus cabellos.
    Alguna lluvia se cayó suavemente
    Hasta sus pies, pequeños y tiernos.

    El sol se pusó, hizó frío,
    Pero no le molestó, no obstante que era vieja.
    No le quedó nadie en esta tierra.
    La guerra no le hubo respetado.

    Los pájaros se cayaron, fué silencioso,
    Fué manifestamente la voluntad de Alguien.
    Ella quería la paz ahora, quería irse.
    Creo que Alguien lo hubo entendido.

    La oscuridad se cayó en la plazuela,
    Y es que tiene que ser así.
    Si alguien quiere despedirse,
    Siempre se pone silencioso.

    Sobre su pecho apoyó su mentón,
    Y por fin se salió con la suya.
    Se fué lentamente ahora,
    Y ya vió a sombras vagas.

    Y un poco borrosa vió,
    Su marido muerto, pero amado,
    Que vino a buscarla, visiblemente contento,
    Acompañado de todos sus hijos.

    Y cuando el sol dió de nuevo en la plazuela,
    En alguna parte soñaba un lloro muy bajo,
    Que magnificamente y intensamente sereno
    Desapareció lentamente en la nada.


                      Het kerkhof van Mirín ( 1942 ) 

     

                      De zon brandde meedogenloos

                      op 't kerkhof van Mirín.

                      Een jongen stond er moedeloos

                      bij 't graf van zijn vriendin.

     

                                   De jongeling was dertien jaar

                                   en staarde naar het graf.

                                   Het was nu reeds het vierde jaar

                                   dat hij zich hier begaf.

     

                                                Als kind van amper negen jaar,

                                                gepakt door een franquist,

                                                werd zij misbruikt en heeft men haar

                                                gedood voor ze het wist.

     

                                                             Hij had haar doodsgehuil gehoord

                                                             toen in haar kleine schacht,

                                                             een franquist hard en onverstoord

                                                             zijn mes had ingebracht.

     

                                                                          Het had voor God niet veel belang,

                                                                          Hij gaf de man zijn zin.

                                                                          Daar stond die kleine jongen dan,

                                                                          op 't kerkhof van Mirín.

         Danzig

                             Danzig was een heel mooie stad.
                             't Er over eens was iedereen.
                             Op zo een stad ging je toch prat.
                             Ermee oneens was er geen een.

                             Toen er helaas een oorlog kwam
                             en alles werd kapot gemaakt,
                             een leger er bezit van nam,
                             't was of de duivel had gebraakt.

                             Op 't laatst stond er geen steen opeen.
                             Duizenden burgers waren dood.
                             De duivel lachte heel gemeen,
                             en het grootkapitaal genoot.

                             Vandaag de dag is er herbouwd.
                             Gdansk, verrezen uit haar as.
                             Duizenden hebben er gesjouwd.
                             En fier, omdat het hún stad was.

              

                                                                        Een onbekend jongetje ( 1938 )

                                                       Een jongetje van zeven jaar
                                                       keek in de loop van het geweer.
                                                      Doodstil, zonder enig gebaar,
                                                      alleen twee tranen. Zonder meer.

                                                      De man keek hem stilzwijgend aan,
                                                      haald' achteloos zijn schouders op.
                                                      Nog even, en dan is 't gedaan.
                                                      Dan krijgt 't een kogel in zijn kop.

                                                      "Omdraaien !" luidde het bevel.
                                                      De twee tranen vielen nu neer.
                                                      De man, ineens verrassend snel,
                                                      sloeg met de kolf van zijn geweer.

                                                      Een harde stoot, een luide gil.
                                                      In twee geplooid viel het kind neer.
                                                      Het lag daar, onbeweeglijk stil.
                                                      Kreunend van pijn, bleek van de zeer.

                                                       Pius vond het uitstekend werk
                                                      toen de franquist, grijnzend en laf,
                                                      met toestemming van God en Kerk
                                                      het jongetje een nekschot gaf.

     

             
    Novedad en el frente ( Nieuws van het front )

     

              Laatste bericht uit de hel :

                        De strijd was hevig en fel !

                        Wekenlang werd er gemoord.

                        Zelfs tot aan de hellepoort ! 

     

     

              Niets of niemand werd gespaard.

                        Dat ligt ook niet in de aard

                        van de winnaars van 't gevecht.

                        Zij alleen staan daar nog recht. 

     

     

              Een verrassing is het niet :

                        't Is de 'man' die niets ontziet.

                        Zoals algemeen verwacht :

                        Franco kwam er aan de macht.

     

     

     

                Onvolmaakte Jezus in Franco's burgeroorlog

     

                        Pietje de Dood was langs geweest.

                        Hij was aanwezig op een feest

                        Toen een klein kindje werd vermoord

                        Hangend aan 't einde van een koord.

     

                        Zijn geestje trad nu langzaam uit,

                        't Lichaampje bleef achter als buit

                        Van gieren en ander gespuis

                        Dat moordde in naam van het Kruis.

     

                        Het zag opeens een dichte waas

                        En daar verscheen de Grote Baas.

                        Het was de man van Nazareth

                        Die vierklauwens kwam aangezet.

     

                        " Wat hebben ze toch weer gedaan ? "

                        Sprak Jezus, en hij keek Piet aan.

                        " Dat kindje was daarstraks nog blij ! "

                        Zei Jezus, en Piet keek opzij.

     

                        " Waarom doen ze dat in mijn naam ?

                        Waarom treft mij toch deze blaam ?

                        Waarom maakt men in naam van God

                        Zo'n klein kindje nu toch kapot ? "

     

                        " Je weet het wel ! " zei Piet toen fel,

                        " Jouw volgeling schept hier een hel !

                        Elk wezen dat niet bij hen hoort

                        Wordt vroeg of laat door hen vermoord ! "

     

                        " Maar ik heb toch altijd gezegd

                        Dat alleen Liefde iets beslecht. "

                        Sprak Hij met een krop in de keel

                        En keek toen weer naar 't tafereel.

     

                        De kleine geest kwam bij de Heer

                        En knielde langzaam voor Hem neer

                        En vroeg heel zacht " Och Heer, waarom

                        Zijn al uw volgelingen dom ?"

     

                        Jezus keek neder op het kind

                        Dat Hij te weinig had bemind.

                        Hij kreeg geen woord meer door zijn keel.

                        Dit dode kind was hem teveel.

     

                        Jezus zuchtte een korte hoest

                        En wist niet wat Hij zeggen moest.

                        Het kind keek Hem onschuldig aan

                        En vroeg toen : " Had ik iets misdaan ? "

     

                        Pietje de Dood nam toen het woord

                        En zie : " Mijn kind,  je bent vermoord

                        Omdat je ouders, erg bevreesd,

                        Nog nooit naar de kerk zijn geweest. "

     

                        Het kind keek toen weer naar de Heer

                        En kreunde, want zijn hals deed zeer.

                        Het schreide en stond langzaam recht

                        En vroeg : " Zijn mijn ouders dan slecht ? "

     

                        Jezus werd bleek en weende zacht.

                        Dat had Hij van 't kind niet verwacht.

                        Hij, die als onfeilbaar moest zijn,

                        Dronk hier nu bloed, in plaats van wijn.

     

                        Vanaf die dag besefte Hij,

                        Dat mensen zoals ik en gij,

                        Die hier op aarde moeten zijn,

                        Leven van smart, verdriet en pijn.

     

                        Zolang de fascist hier op aard'

                        Zijn medemensen zorgen baart,

                        Zal Jezus wenen, zacht en stil.

                        Zo zal het zijn.  Dat is Gods wil.

     

     

                           Dresden

     

                        Zo'n honderdduizend bommen

                        en evenveel granaten,

                        deden mensen verstommen,

                        deden hen 't leven laten.

     

                        Nog vóór het ochtendgloren

                        zouden doodsklokken luiden.

                        Een gruwel was geboren.

                        Duivels in mensenhuiden.

     

                        Een stad zonder soldaten.

                        Alleen weerloze mensen.

                        Het mocht het volk niet baten.

                        Churchill had ook zijn wensen.

     

                        Zo'n hondderdduizend doden,

                        en evenveel gewonden.

                        Ondanks de Tien Geboden,

                        was het een feest in Londen.

      

      

     

                        Irakees gezegde na het bombardement op Bagdad :

     

                     Liever 10 amerikanen op de grond dan één in de lucht !

     

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (237 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Poëzie en God



    God schiep de aarde en het water  .........  en Hij zag dat het goed was,
    God schiep de lucht en het vuur  ...........  en Hij zag dat het goed was,
    God schiep de planten en de dieren  .....  en Hij zag dat het goed was,
    God schiep de mens  ..............................

    Zelf is Hij uiteindelijk dan toch maar ergens anders gaan wonen.



                                                      WIJ maakten de Mens naar ONZE gelijkenis, zei HIJ.

                                                      IK denk dat HIJ de verantwoordelijkheid niet alleen durfde nemen.


              De zesde dag schiep Hij de mens.

              De zevende dag rustte Hij.

              Ik denk eerder dat Hij van zijn creatie zó geschrokken  

    was dat Hij  zijn spullen gepakt heeft en terug

    naar huis gegaan is,

    want sindsdien heeft niemand Hem ooit nog teruggezien.


    God nog nooit gezien, beste lezer ?

    Troost u !

    Na voltooiing der werken laten de meeste
    aannemers alleen nog maar via hun advokaten  van zich horen.


                        God heeft wel verwittigd dat hij de méns heeft geschapen !

                        Niet de fascist.

     

    Het is niet alléén de vraag of God wel tevreden is over mij,

    maar óók of ik wel tevreden ben over Hém.

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (210 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Poëzie en kinderen

     

         Verminkte kinderhand

         Het stond op de rand van het spoor,
         En luisterde met fijn gehoor,
         Stil wachtend op de eerste trein,
         Die hier weldra voorbij moest zijn.

         De zon ging weg, de avond viel,
         En in d'omgeving was geen ziel,
         Toen ginder ver de trein afkwam
         En razendsnel de helling nam.

         De trein kwam heel snel dichterbij
         Want 't ganse spoor was voor hem vrij.
         Nog even en hij zou gezwind
         Hier voorbij vliegen als de wind.

         Op dat moment, eensklaps en rap,
         Ging het naar voor, en deed een stap.
         De remmen piepten, hard en kwaad,
         Maar tevergeefs, het was te laat.

         En ietwat verder, aan de kant,
         Lag een verminkte kinderhand.


         Spaghetti

                                        is iets waar het Belgisch gerecht
         makkelijker over struikelt dan over een kinderlijkje.


                                       Oh Spaghetti ! Zo bemind !
                                       Hou je slierten in de wind !
                                            Belangrijker dan een kind !
                                            Zeg me wat je daar van vindt !

                                                 Voor 't gerecht ben jij veel waard !
                                                 Jouw optreden kreeg een staart !
                                                      't Was net of je had gebaard !
                                                      Een arrest, iets van die aard.

                                                           Héél voorzichtig sinds die dag,
                                                           Eet ik jou met veel ontzag.
                                                                Want nu sta jij, na die daad,                     

                                                                Symbool voor een politiestaat.

     

                    Laatste tocht    

                                  Op straat loopt een kind,    
                                  Het wandelt heel traag.    
                                  Het wordt niet bemind,    
                                  En het treurt vandaag.    

                   't Is al 's avonds laat,    
                   De regen pletst neer.    
                   Maar het kan geen kwaad,    
                   Het weent wel eens meer.    

                                  Het kind heeft verdriet,    
                                  Dat ziet men zo aan.    
                                  Waarom weet ik niet,    
                                  't Gaat ook niemand aan.    

                   Traag slentert het voort,    
                   Loopt zelfs in een plas,    
                   Gaat tot aan de boord    
                   Van het struikgewas.    

                                  Opeens is het weg,    
                                  Ik zie het niet meer.    
                                  Ik vind het niet erg,    
                                  Ik zie het wel weer.     

                   Mijn pijp in de mond,    
                   Mijn blik nog gericht,    
                   Sta ik plots verstomd,    
                   Krijg een bleek gezicht.    

                                  Want daar aan die boom,    
                                  Juist over die bocht,    
                                  Maakte 't zonder schroom,    
                                  Een eind' aan zijn tocht. 

     

              Zachte glimlach van verlossing        

                                                                               De sneeuw dwarrelde zachtjes neer,

                                                                               het was voor de zoveelste keer.

                                                                              De nachten waren grauw en lang

                                                                              en maakten een klein meisje bang.

              Het stond eenzaam tegen de muur,

              verlangend naar een beetje vuur.

              Het had reeds dagen bitter koud,

              al was het ook maar zes jaar oud.

                                                                                Het stond op de hoek van een steeg,

                                                                               het maagje al vier dagen leeg.

                                                                               Het kind keek angstig in het rond,

                                                                               alsof het er niets van verstond.

              Er was nu niemand meer op straat,

              daarvoor was het al veel te laat.

              En het kind stond daar gans alleen.

              Het was een weesje, naar het scheen.

                                                                               En zo ging ook die nacht voorbij,

                                                                               na lange uren, op een rij.

                                                                               En in het vroege ochtenduur

                                                                               stond 't kind niet meer tegen de muur.

              Het lag op 't rugje in de sneeuw,

              en lag daar precies al een eeuw.

              De oogjes open en verstard,

              met een zacht stilgevallen hart.

                                                                               Het was verlost uit al zijn leed,

                                                                               en 't leek alsof het 't kind niet speet,

                                                                               want in de dood had het klein wicht

                                                                               een zachte glimlach op 't gezicht.

              Klein, véél te klein 

     

              Het kind stond zwijgzaam in een hoek,

              zijn laatste hoop reddeloos zoek.

              Het had van haar, die het liefhad,

              nog maar eens een pak slaag gehad.

     

                             Zijn moeder was toen weggegaan

                             en het kind alleen laten staan.

                             Het weende stil en had verdriet,

                             maar 't interesseerde moeder niet.

     

              Littekens op 't kindergelaat,

              want mensen zijn soms heel snel kwaad

              en slaan hun kind zodanig hard

              dat 't tekens laat in 't kinderhart.

     

                                       Alle dagen kreeg het kind slaag,

                                       soms op het hoofd, soms in de maag.

                                       Zo jong, en toch kan j'er op aan

                                       dat 't kind door de hel is gegaan.

     

              Het was amper zeven jaar oud

              En was per slot nooit eens écht stout.

              Maar niet iedereen is zo wijs,

              en alle dagen had het prijs.

     

                             Het kind ging naar de keldertrap

                             en ging beneden, stap voor stap.

                             Het stond stil voor een oude kast

                             dat 't had gevonden, op de tast.

     

              Het voelde heel even een mes,

              maar greep toen langzaam naar een fles.

              Het zette zich neer op de grond

              en bracht de fles traag naar de mond.

     

                                                 't Is echt gebeurd, zoals u vreest,

                                                 't ware nu achttien jaar geweest.

                                                 Maar het heeft zo niet mogen zijn :

                                                 Het is gestorven, véél te klein.

     

        Orkaan

     

       De wind, al waaiend door de bomen,

       Had zijn illusies meegenomen.

       Zijn hoop op liefde, vreugd' en geluk,

       Sloeg men hem keer op keer weer stuk.

                                                                      Het kind was leeg, vermoeid, kapot,

                                                                      Voelde zich binnenin verrot.

                                                                      Ondanks de lente van zijn leven,

                                                                      Had het opgehouden te streven.

                                                                                                                           Te streven naar een mooi ideaal.

                                                                                                                           Het leek nu all'maal zó banaal.

                                                                                                                          Hij was amper zeven jaar oud,

                                                                                                                          Maar hij werd traag maar zeker koud.

                                      Hij nam voorzorgen voor een strijd,

                                     Die men niemand, niemand benijdt.

                                     Zijn laatste strijd was met de Dood.

                                     Aan verder leven had hij geen nood.

     

                                                                                            Toen op een dag 't gevecht ontbrandde,

                                                                                            Beet hij nog eenmaal op de tanden.

                                                                                            't Gevecht was hevig, bikkelhard,

                                                                                            Maar verloste 'm van al zijn smart.

                  Sinds hij die dag is heengegaan,

                 Waait ginder nooit meer een orkaan.

                 Want het leven had toen begrepen,

                 Dat ook een kind door smart gegrepen.

     

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (297 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    17-11-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Poëzie en politiek (2)

     

    Niéts is erger dan hardnekkig volgehouden onwetendheid !

     

     Naar verluid heerst er in onze politieke rangen grote paniek.

    Er zou met ingang van volgende verkiezingen van alle zetelende politiekers een bekwaamheidsattest verlangd worden. 

     

              Vrij !          

     

              Ik ben nu vrij !  Eindelijk vrij !         

              Ik zie de zon !  Wat ben ik blij !           

              Ik mag naar huis !  Naar huis terug !         

              Ik wil dat gauw !  Héél snel !  Héél vlug !          

              Gedaan met mart'len !  Gedaan die pijn !         

              Ik kan naar huis !  Wat is dat fijn !          

     

              Met dank aan Amnesty International.          

      

         In tegenstelling tot een diktatuur heeft in een demokratie de kleine man rechten  ....

         .... echter op de opschortende voorwaarde dat hij van die rechten geen gebruik wil maken !  

     

              Op een spaanse rechtbank  

              ( nou ja, 't zou even goed een franse rechtbank kunnen zijn ) :

     

              Rechter tot Bask :        " Beklaagde, kent ge jouw rechten ? "

              Bask tot rechter :        " Jawel, edelachtbare. "

              Rechter :                    " Goed. Vergeet ze dan maar. "  

     

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (174 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    18-11-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Poëzie en politiek

     

              Ter attentie van wie het behoort :

                             Jezelf, jouw gezin, familie en vrienden,

                             én jouw volk verdedigen is geen recht.

                             Het is een plicht ! 

     

                                  Politiek en Cultuur

                                  zijn als water en vuur.

                                  Wie het eerste vereert

                                  is het tweede niet weert.

                                  Waar fascisme verschijnt

                                  alle rede verdwijnt.

                                  Maar ooit komt er een land

                                  voor mensen met verstand.

                                  Als er dan nog bestaan.

                                  Of het spel is gedaan.

      

    Ik ken veel politiekers die ik met plezier véél jeuk
    aan hun anus en twee korte armpjes zou willen toewensen.

    Alleen zou het weinig zin hebben.

    Achter hen staat immers altijd een massa gatlikkers klaar.


    Cultuur

                        't Was al reeds na negenen,
                        en 't bleef aldoor regenen.
                        Vader was nog steeds niet thuis,
                        Er was zeker iets niet pluis.

              Moeder belde al maar door,
              maar kreeg nergens een gehoor.
              't Schreien stond haar heel dichtbij
              toen ze zacht tegen ons zei.

    "Ga maar slapen, en slaap zacht.
    Vader komt wel thuis vannacht.
    't Zal wellicht wat later zijn.
    Hij komt immers met de trein."

              Maar toen later in die nacht
              die agent een boodschap bracht,
              wisten we 't, het was voorbij,
              zoals die man haar toen zei.

                        Hij was dood, kapot gemaakt,
                        Dod'lijk aan het hoofd geraakt.
                        Niet voor geld, maar uit plezier.
                        Uit cultuur. Zo gaat dat hier.


    Hogerhand

                             Ik kijk door een raam.
                             Ik zie een vijver,
                             met, erover vliegend,
                             de klassieke vogeltjes, en
                             erop,
                             de al even klassieke eendjes.

    Véél zijn het er niet.

    Het is immers nacht.
    En 's nachts is in principe alles rustig.
    Alles slaapt.

                             Zo wil de gangbare poëzie het toch.
                             Maar poëzie is geen werkelijkheid.
                             En werkelijkheid
                             is nu eenmaal geen poëzie.

    Nu komen de heroïnedealers buiten, en de inbrekers,
    de pooiers, de groepsverkrachters, en beoefenen hun
    aktiviteiten onder het naar de andere kant uitkijkend
    waakzaam oog van Hogerhand.

    "Dat moet kunnen !", zegt Hogerhand,
    "Ik heb daar helemaal geen last van !
    En elkeen die daar anders over denkt heeft een
    vermeend gevoel van onveiligheid !
    Trouwens, het staat niet in de pers,
    dus, het gebeurt niet."

                             Tja, dan zal het wel zo zijn zeker.
                             Als Hogerhand het zegt.

    De zwaar vervuilende industrie begint nu volop
    zwaveldioxide, stikstofdioxide, koolstofdioxiden,
    ammoniak, methaan, cadmium, lood, dioxines,
    chloorwaterstof, zware metalen en nog enkele
    tientallen andere onschadelijke stoffen te lozen,
    in de lucht, in het water,
    en wie weet waar nog allemaal.

    Maar niét in die vijver die ik van hieruit kan zien.
    Neen, nog niet.
    Want over die vijver wordt in de pers nooit gesproken.
    Dus, hij bestaat niet.

    Gelukkig maar.


                            
    Vrede          

                                       Waar verkoopt men dat ?                    
                                       In New York ? Of in Bagdad ?

                                       Tel Aviv ? Of in Madrid ?                    
                                       Maar zo'n winkel bestaat niet  .... ....     

                                      
    bestaat niet  .... .... bestaat niet  ....

                                      
    bestaat niet  .... ....  bestaat niet  .... .... 

       Tja, mocht er met Vrede geld te verdienen zijn,     
       het grootkapitaal had het al te koop aangeboden.

     

                         Dichters in Baskenland          

                        Vandaag hielp de muze mij niet.
                        Er lag dus niet veel in 't verschiet.
                        Het heeft dan ook niet veel belang.
                        Van dichtkunst is er niemand bang.
                        Een dichter is een zacht persoon,
                        Té braaf van geest, té braaf van toon.
                        Maar toch, zo is het al geschied,
                        Dat iemand kogels op hen schiet.
                        Zo zijn er al dichters vermoord,
                        Voornamelijk in Spanje-Noord.
                        Ze reisden rond in Baskenland,
                        Maar dat vond Spanje niet plezant.
                        En Franco, das die Spaanse jood,
                        Die schoot hen allemaal morsdood.
                        Maar al die dichters komen weer,
                        En willen recht, zoals weleer.
                        Dus als je ooit naar ginder gaat,
                        En je ziet bloed, daar op de straat,
                        Weet dat daar ooit een dichter lag,
                        Vermoord door het Spaanse gezag.
                        Rechtvaardigheid - Hij zij geloofd,
                        Bestaat alleen maar in ons hoofd.

     

     

    Kanaalzone

     

    Het kind speelt.

    Het loopt.

    Het haalt eens diep adem.

    Het voelt hoe de kleine longetjes branderig aanvoelen.

    Het moet hoesten.

    Het speelt verder.

    Het loopt.

    Het haalt terug eens diep adem.

    Het voelt hoe het in de lucht geloosd chemisch afval de kleine longen vult.

    Het moet terug hoesten.

    Het proeft een vieze smaak in de mond.

    Het kind speelt niet meer.

    Het loopt niet meer.

    Het haalt niet meer diep adem.

    Het voelt de kleine longetjes niet meer branden.

    Het hoest niet meer.

    Het krijgt geen in de lucht geloosd chemisch afval meer in de kleine longen.

    Het krijgt geen vieze smaak meer in de mond.

    Het kind heeft de statistieken inzake overlijdens door longkanker in de gentse kanaalzone vervoegd.

     

     

    Met bittere dank aan de 'demokratische' politieke partijen in Vlaanderen.

     

     

       De Schande van Vlaanderen

      Het is koud.
      Nou, wat dacht je ?
      Daar is het dan ook winter voor.

      De dagen gaan open en toe zoals de voorbroek
      van een pater die teveel trappist gedronken heeft,
      en de donkere wolken beletten reeds
      dagen de zon om ook maar één straaltje
      warmte door te laten.

           In een klein, duister rijhuisje in Gent zit een
           arme man in een oude doorgezakte zetel,
           gehuld in twee dingen die ooit dekens
           zijn geweest, in een vruchteloze poging om zijn
           oude knoken toch maar enigszins te kunnen
           verwarmen.

           De kleine, roestige stoof staat leeg en koud,
           waarschijnlijk hopend op betere tijden.
           Aan het lage lang geleden eens wit
           geschilderd plafonnetje hangt aan een dunne
           elektrische draad een gloeilamp die
           spaarzaam een beetje licht verspreid.

      Tja,
      véél licht heeft de oude man ook niet nodig.

      Benevens een ingezakt koertje met een piepklein wc-
      hokje dat ooit nog door de dappere soldaten van de
      Duitse keizer Wilhelm de Tweede werd gebruikt,
      is deze plaats de enige ruimte die zoch onder het als
      slaapkamer dienstdoend zolderkamertje bevindt.

           Het is kerstavond.    

      Buiten klinken voor de man niet te begrijpen
      stemgeluiden, afkomstig van buren die zich
      met de wagen naar een restaurant begeven.
      Autoportieren slaan dicht, een motor slaat aan,
      een duur voertuig rijdt weg.

      Binnen in het huisje is er ook een geluid.
      Een geblutste wekker, vele jaren geleden zwart
      van kleur geweest, zegt eentonig

           tik  ....  tak  ....
           tik  ....  tak  ....

      De bejaarde man staart bewegingsloos voor zich uit.
      Zijn vochtige adem, die als een wolkje fijne mist van
      tussen zijn bleke lippen komt, is het enige dat erop
      wijst dat hij leeft.

      Nou ja, leeft  ....

      De man heeft zin in koffie. Goeie, warme koffie.
      En als het even zou kunnen,
      met een stukje chokolade erbij.
      Maar ja, het vuur brandt niet, en, trouwens,
      het pakje koffie is toch op.
      En chokolade,
      dat is iets voor als zijn OCMW-dossier ooit
      eens in orde komt.

      Ge weet nooit.
      Hoop doet leven  ....  zegt men.

      Als ge maar op de goeien stemt  ....  natuurlijk  ....
      Als ge maar de juiste politieke lidkaart hebt.

      Maar de arme man heeft geen geld om een
      politieke lidkaart te kopen  ....
      En zonder politieke lidkaart raakt zijn dossier
      niet in orde  ....

           Het is koud.
           Nou ja, wat dacht je ?
           Daar is het dan ook winter voor.

      Maar daar heeft de arme,
      oude man geen last meer van.
      Hij is uit de zorgen !

      Hij is verhuisd !
      Hij woont nu dáár waar de staart van de radijs begint.
      Niet meer gehuld in zijn oude versleten dekens,
      neen.
      Hij kreeg van de overheid een mooie, nieuwe
      plastieken zak,
      groot genoeg om hem hélemaal in te steken !

      En dát nog vóór de verkiezingen !

      En zónder politieke lidkaart

     

     Blair

         Van oorlog worden sommige goedgeplaatste mensen rijk.


         Zo ook door de oorlog in Irak.

         Kijk maar naar Tony Blair.  Die is 'binnen'.

         Want Tony Blair, zei met een air :  "'k Zal Bush altijd beminnen."

         Tony Blair, beste lezer, niet te verwarren met Tony Flair, de kok van Bush.

         Want er is een groot verschil tussen Tony Blair en Tony Flair !

         Laatstgenoemde roert bij Bush in het eten van dezelfde dag.

     

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (187 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    20-11-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Le Grand Patron




    Un soir j'ai vu le Grand Patron
    Et je dois dire :  il n'est pas con.
    Car tout ce qu'il m'a raconté
    M'a mis à réflechir tu sais.

    Il me disait "Tout au début,
    Quand tout le monde courrait tout nu,
    Quand il n'y avait que des braves gens,
    Leur terre, leurs eaux et leurs enfants.

    C'était si beau, j'étais heureux.
    C'était parfait ! J'étais leur Dieu !
    Tout allait bien ! La vie parfaite !
    Et mêmes leurs nuits étaient si chouettes.

    Mais oui, tu vois ? C'était trop beau.
    Trop de bonheur, trop de salauds.
    On commençait à me mentir,
    A me tromper, et à s'enfuir.

    Ils changeaient tout ce que j'avais fait.
    Tout mon travail ils détruisaient.
    Ni un merci, ni un adieu.
    Tout foutre en l'air était leur voeu.

    La vie sur terre, jadis si belle,
    Dev'nait sanglante, dev'nait cruelle.
    Et rends toi compte, le pire de tout,
    J'en deviens dingue, j'en deviens fou !

    C'est que ces gens, ces êtres humains,
    Ont trouvé une excuse si bien :
    Tous leurs sales crimes, tout ce qu'ils font,
    Ils disent tout faire c'la à mon nom.

    Longtemps ça ne va plus durer.
    Je mettrai fin à leures saletés.
    Je finirai par les détruire
    Sans aucune chance de s'enfuir.

    Je ferai une seule exception :
    Pour ceux qui étaient vraiment bons.
    Ceux-là ils pourront tous partir.
    Les autres devront tous mourir.

    Allez leur dire ! Allez, vas-t-en !
    Qu'ils ne soient pas tous ignorent !
    Qu'ils savent ce qu'ils ont à faire !
    Pourquoi ils sont venus sur terre !"

    Disant ces mots, il est parti.
    Tu ne me crois pas, alors :  tant pis !
    Mais n'oublie pas, la fin viendra !
    Si tu le veux, ou tu ne veux pas.

    Voilà.

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (172 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    21-11-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vlaenderen
    Klik op de afbeelding om de link te volgen
     
     
     
     
     
    Vlaendere da was die scoone,
     
    Eertijds zo mooi om in te woone.
    Het was zo fijn om hier te leve,
    Nu is het alle dage beve.
     
    Waer is de fierheid heengegaen ?
    De tijd dat de Leeuw nog kon slaen ?
    Toen Vlaeminge nog konde vechte,
    En alles zelf konde beslechte.
     
    Vroeger kon ieder 's nachts nog buite.
    Nu is het gauw het deurke sluite.
    Een eigen mening mag niet meer.
    Maar mensche toch, doet da geen zeer ?
     
    Gedenk de Slag der Gulden Spoore.
    Uw ouders zijn er door geboore !
    Gedenk den heer Guido Gezelle.
    Da was tenminste nog ne felle !
     
    Toen was er nog haer op de tande.
    Nu ligt het Vlaemsche volk aan bande.
    Het is net een volk van gestrande.
    Maar mensche toch, is da geen schande ?
     
    Laet ons maer hoope dat algauwe,
    De Vlaemsche Leeuw were zal klauwe.
    Hij slaege gans den boel aan spaendere !
    Als hij maer roept : "Leve Vlaendere !"
     
     
    Gent, eertijds een mooie stede
     
    Menschen waeren er tevrede.
    Iedereen liep er op straet,
    En dat zelfs tot 's avonds laet.
     
    Vroeger kon men er flanere,
    Van de Mui tot Einde Were,
    Zonder angst en zonder beve,
    Zonder schrik voor eigen leve.
     
    Maer, en zo is er beslist,
    En das iets wat je al wist,
    Gedaen met die mooie tijde,
    Nu komt er een tijd van lijde.
     
    Nu is 't rap je deure sluite,
    En bij avond : nie meer buite !
    Dan wordt Gent een stad van dealers,
    Groepsverkrachters, en van helers.
     
    Gent, een stad voor pedofiele,
    En van wrakke, zonder wiele.
    Stele mag er ongestoord.
    Korruptie ? Is maar een woord !
     
    Racisme is er de mode,
    Men doet het er om den brode.
    'Positief' racisme dan,
    Want das alles wat nog kan.
     
    Vlaeminge hebbe geen rechte.
    Zij behoore tot 'de slechte'.
    Gentenaere, eens zo fier,
    Zoeke troost in hun glas bier.
     
    De Leeuw wil er niet meer vechte.
    Hij hoort immers bij die 'slechte'.
    Zelfs het Vlaems wordt er verdrukt.
    Men probeert, maar of het lukt ?
     
    Ooit kome er weer goeie tijde,
    Met meer recht, en zonder lijde.
    Maer de Leeuw zal moeten klauwe.
    Dat hij 't dan doet, en gauwe.
     
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (217 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    26-11-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Zeehondjes
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

     

     

     

     




     

    Kom je me helpen ... ? ... alstublieft ? 


    Laat maar ... 't is te laat ...

    De canadezen zijn al geweest ... 


              

    In naam van het beschaafde Canada !
     

    Of waren het noren ?

    Of denen ?

    Wat een cultuur zeg !

    Tegen wie zegt ge 't ...



     

     

             De knuppel daalde neer.

              Bloed spatte in het rond.

              De man sloeg nog een keer.

              Hij dacht alleen aan bont.

     

              't Dier keek hem smekend aan.

              Maar de beul stopte niet.

              Het was nog niet gedaan.

              Het weende van verdriet.

     

              Hij gaf een laatste klop.

              Het dier bewoog niet meer.

              Het gaf het leven op.

              De man sloeg nog één keer.

     

              Canadees, Noor of Deen.

              Doen het slechts voor het geld.

              Ze zijn even gemeen.

              Kapitaal is wat telt. 

      

              Wilt ge er iets aan doen ?

              Koop dan niets meer van bont.

              Draag iets van minder poen.

              Hou de zeehond gezond. 

     

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (213 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    28-11-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Valentina

     

     Valentina

    was de stichtster van

    De Dichters van het Noorden

       


     

     Daar ginder boven wil ik zijn.

    Daar is geen smart. Daar is geen pijn.

    Alleen maar liefde en geluk.

    Daar maakt men nimmer harten stuk.

    Daar waak ik over mijn gezin,

    Dat ik boven alles bemin.

     
                                 
      

    Nagelaten sporen

    in het zand

    volgde ik naar het

    Niemandsland

    van mijn droge denken.

     

    Een nevel

    van oneindigheid

    ondoordringbaar zoeken

    naar werkelijkheid.

     

    Ogen die nog kijken

    beelden die vervagen

    't leven niet meer

    dragen.

     

    Heel even nog

    voelde ik in jouw hand.

     

    de zee

    de zon

    het water

    en het zand.

                                           Valentina

     
                    

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (204 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    29-11-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Welkom !


    Wees welkom op onze poëzieblog, beste bezoeker.

    Zoals er geen enkele kok is die in ieders ogen goed kan koken,
    zo is er geen enkel dichter die voor iedereen goed kan dichten.

    Sommige onzer gedichten zijn ideologisch getint en zullen tegen schenen schoppen.

    Echter, hij die leeft in Eer en Geweten en in het Licht zijner Idealen,
    zal zijn leven zin gegeven hebben.

    Hij zal wel niet rijk worden, en veel vijanden hebben.

    Wij schrijven dus zoals ons hart het ons ingeeft.

     Poëzie

    is een vorm van gedachten, gevoelens,
    meningen en overpeinzingen,
    die men op een rustige en vreedzame manier wil uiten.

    Het is een filosofie,
    een bepaalde levensbeschouwing.

    In de meeste staten worden dichters en
    filosofen door Hogerhand met argusogen gevolgd,
    soms met dodelijke gevolgen.

    Denk maar aan Federico García Lorca
    (in 1936 op bevel van Francisco Franco vermoord)
    en aan de dichters (veelal priesters)
    van Euzkadi eta Askatasuna
    (Baskenland en Vrijheid)
    wier bloed in de periode 1950-59
    de straten van hun land rood kleurde.

    Was er ooit niet een Armeniër die zei dat hij,
    die de waarheid wil spreken,
    er zorg moet voor dragen om steeds
    één voet in de stijgbeugel te hebben ?
    En de Armeniërs kunnen het weten.
    Zij die de Turkse cultuur overleefd hebben dan toch.

    Alleen de poëzie en het amateurtoneel kunnen
    zich veroorloven om schertsend de waarheid
    te spreken, zij het dan ook in beperkte mate.

    Want het is niet nodig dat de mensen veel weten.

    Trouwens, iemand die veel weet, bestaat niet.
    Iemand die veel weet, weet ipso facto té veel.

    En iemand die té veel weet, leeft niet lang.

    Wat ben ik blij dat ik een kieken ben !

    Ramuntxo

     

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (261 Stemmen)
    >> Reageer (2)


    Archief per jaar
  • 2008

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !


    Censuur is iets onbestaande waar wij alle dagen mee gekonfronteerd worden.(Ramuntxo)


    Foto


    Foto

    Dames, kus nooit een gatlikker op de mond !
    Foto

    Foto

    Kleine kinderen kijken naar je op .................... grote kinderen kijken op je neer.
    Foto

    Foto

    Elke kleine overwinning van een kleine tegenover een grote is een grote nederlaag van die grote tegenover die kleine. (Ramuntxo)


    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Que será, será  ....

    zei .... wie nu ook weer ?


    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!