I) INLEIDING
Die romantisch aandoende
rotsklomp gewonnen verloren in dit stuk Middellandse Zee, dat eilandje dus met het piepkleine haventje : het
ligt van bij ons op amper een uurtje rijden en een half uurtje varen met de
overzetboot. Dezelfde ferry als waarmee de huismoeders hun boodschappen aan de
wal komen doen, en waarmee werkers op en af reizen naar hun bureau of hun
fabriek. De rust is er nu grosso modo teruggekeerd, buiten het mierennest aan
redders en bergers die onverdroten en bedrijvig
hun werk verder zetten. Lijk doodgravers op een vereenzaamd kerkhof.
Vandaag krioelt het van
TV-cameras, reporters, fotografen en nieuwsgierigen : de (fragmenten van de) stoffelijke
resten van de laatste twee vermisten zouden op Dek Vier, nog altijd onder water
liggend, boven gebracht worden. Hier en daar een stil handgeklap voor de
duikers, belast met de karwei. Identificatie was, na anderhalf jaar onder
water, niet meer mogelijk, maar na een paar uur was er wel dat DNA-onderzoek,
dat eerst aan de familie, en dan aan de media, bevestigd werd. Het mag een
mirakel heten dat er maar 29 slachtoffers waren en dat het reusachtige schip
niet het graf werd van nog vele honderden. Vergeten we toch niet, dat de Costa
Concordia groter en breder was dan 4 voetbalvelden met verdieping boven
verdieping, hoger dan een varende kathedraal
.
De neringdoeners (allemaal
horeca en souvenirwinkeltjes) op het eiland realiseren nog altijd die
onverhoopte weelde niet, want als de Costa ooit zal weggesleept zijn, zal ook de
gestage stroom ramptoeristen zo rap afnemen als de zee bij ebbe en laag water.
De getijden zullen hun rechten hernemen
en de vissers zullen weer als voorheen hun dagelijkse boterham verdienen voor
de ogen van de zeldzame nieuwsgierigen. De cruiseboten zullen als schepen in de
nacht, regelmatig voorbij varen, altijd op veilige afstand, met hoogstens een hese
tromp met de scheepshoorn als groet voor
de doden van de Costa Concordia en de eilandbewoners
.
Maar het uitzicht tussen
de vuurtorens links en rechts op de havenmuurtjes, over de heldere diep blauwe zee
zal nooit meer hetzelfde zijn
Wij waren daar gisteren
(samen met dat nichtje met haar wipneusje dat in Bologna zal studeren vanaf
1/10) precies de dag dat de laatste twee slachtoffers geborgen waren. Wat wij
zagen van op ons terrasje aan de wal, was het beeld van de afbeelding
hierboven, maar nu met de Costa half boven water rechtgetrokken en omringd door
allerlei bergingstuig, pontons, kranen en werk-platforms. De twee pieepkleine vuurtornentjes, groen en
rood geschilderd, weerszijden van de havengeul, stonden nog altijd daar,
bakboord en stuurboord, met, zonder rekening te houden met gezichtsbedrog; amper
een paar meter afstand daarvoor, de majestueuze bovenste helft van de Costa
Concordia. Had Neptunus de Zeegod, die donkere nacht van 11 januari 2012 een
ademtochtje meer landinwaarts geblazen, dan was het schip rechtstaande kunnen
gaan leunen tegen de havenmuur, en was er niets gebeurd, buiten de (serieuze) averij
van het in volle vaart schrapen op de rotsen
*
Over de commandant van de
Costa, de man met de ongelukkige naam Cretino (Schurk). De Italiaanse pers
staat al enkele dagen vol met verslaggeving over de rechtszaak tegen hem. Nu de
gemoederen ietwat bedaard zijn, komt stilaan de waarheid boven water van wat
die rampzalige nacht is gebeurd. En die tot spijt van wie het benijdt is niet
in het nadeel van de Schipper. Dat is iets wat wij persoonlijk altijd verdedigd
hebben, omdat wij het geluk hadden, om daags na de feiten, een radar-montage
gezien te hebben van de laatste 10 minuten voor en na de ramp.
U moet weten, dat het een
geliefkoosd spelletje was van de eiland-bevolking, om de voorbijvarende
cruiseschepen zo uitbundig mogelijk te begroeten. Om bloemen te gooien naar
elkaar. Die schepen waren om zo te zeggen, een attractie die met succes
uitgebaat werd.. Hoe groter, hoe dichter ze kwamen. De kwajongensstreken van
alle zeelieden ter wereld kennende, was het voor hen zaak, alhoewel verboden, om
zo dicht mogelijk onder de kust te varen en om over dag te zwaaien naar de
halfnaakte waternimfen die daar op de stranden of op de rotsen lagen te
dartelen. Het was zelfs een publiek geheim, dat de Burgemeester van Giglio bijna
de hevigste was, om dat aan te moedigen
. Kwestie van in de anders zo stille
brouwerij wat leven te brengen.
Die nacht, men was amper uitgevaren
van de diepzee thuishaven Civitavecchia. De meeste cruisereizigers hadden amper
hun bagage geborgen, of kennis gemaakt in het vooruitzicht van een heerlijk weekje
genieten. Ze schoven stilaan aan in hun beste avondkledij voor het avondmaal met
champagne in de verschillende rijk versierde eetzalen. Buiten zij die aan de
relingen verkozen de sprookjesachtige voorbij schuivende nacht te bewonderen,
en de twinkelende lichtjes als vuurvliegjes in de bergen. De 1ste
Stuurman met zijn secondanten waren op
de brug om het schip te besturen, terwijl de Commandant in zijn hut zich
onledig hield met strikt persoonlijke zaken. Van Commandanten met veel goud en galons
op hun mouwen, wordt namelijk niet verwacht dat ze de handen uit die mouwen
steken
.
Toen het noodlot toesloeg,
was er niemand die de sonar instrumenten moet bewaakt hebben, noch de
zeekaarten onder de hand gehad. Allez, dat motet het Onderzoek nu aan het licht
gebracht hebben. Vast staat is in ieder
geval, dat binnen de paar seconden de Commandant op de brug verscheen, om het
bevel over te nemen. Terwijl het half gekleed vriendinnetje, dat als blinde passagier
aan boord was gesmokkeld, de pijpen uit vlinderde.
Ondertussen was het schip
(vlg de radarbeelden) al een flink stuk doorgevaren en bevond het zich in volle zee en in diep
water. De Commandant, koelbloedig zoals het hoort, heeft dan resoluut rechtsomkeer
bevolen, in de hoop misschien nog het haventje te bereiken, of althans in ondieper
water te belanden. Maar de stroom viel uit, de duizenden tonnen water die binnenstroomden
zogen het schip steeds rapper naar de diepte, en met de veilige kust onder
handbereik, liep tenslotte alles vast, en begon het kapseizen. Het moet een
hels toneel geweest zijn, met veel geroep en getier boven de huilende wind
.
De meeste passagiers (rijk
maar onervaren) sprongen in zielsnood over boord, waar ze door de toegestroomde
eilandbewoners werden opgevangen en aan land gebracht met alles wat kon drijven.
De bemanning in de weinige reddingsbootjes bracht er ondertussen ook zoveel
mogelijk aan wal, waar iedereen, verkleumd en nat, angstig en niet begrijpend het
spektakel van de zinkende Costa Concordia onderging.
*
Daar heeft Cretino de
eerste en enige fout in zijn zeemans-bestaan gemaakt. Hij was, als Meester na
God, niet tot het laatst op zijn zinkend schip gebleven. Hij was inrtegendeel, samen
met andere passagiers, in een reddingsboot gestapt, en was, overtuigd dat hij
in de heersende paniek, toch niets nuttigs meer kon doen. Want iedere seconde
kon zijn schip met man en muis vergaan.
Het was ook zo, dat noch
bemanning noch passagiers de verplichte reddings-oefenig hadden kunnen meemaken,
want die was maar voorzien voor de volgende dag.
*
Moet een volksjury in eer
en geweten, nu Cretino schuldig verklaren? Aan het verwaarlozen van de
ere-code, zijn plicht als kapitein? Ja. Hij heeft, met het oog op zijn persoonlijke
veiligheid, vroegtijdig de passagiers in de steek gelaten. Maar er zijn
verzachtende omstandigheden : niemand heeft hierdoor schade geleden, buiten gezegde
zeemans-eer. Helden worden inderdaad verondersteld altijd als held te sterven
.
Hij is echter geenszins schuldig
aan de ramp. Integendeel. Door zijn koelbloedigheid achteraf heeft hij
honderden, zo niet duizenden mensenlevens gered. Moest de Costa gezonken zijn,
een paar kilometer of zelfs een paar honderd meter in volle zee, dan was het
rechtstandig in een paar seconden naar de kelder gegaan, met de meeste mensen
opgesloten ergens in een van de vele ruimten. Daarvoor verdient die man een
standbeeld, zoals trouwens geëist wordt door zijn dorpsgenoten, die hem sedert
de ramp op handen dragen.
*
Gisteren voeren wij daar
naartoe, de overzetboot bijna schurend tegen de afgeknotte Costa
Prima Balerina. Het was 11 uur in de voormiddag; kalme zee, blauwe lucht
en 25°. Beschaduwde terrasjes als in de palm van Gods hand, in een halve cirkel
landinwaarts van vuurtoren tot vuurtoren, met daarvoor, thans verbonden met de
wal via een ponton-bruggetje van hoogstens 10 meter, de Costa. Majestueus in
haar vernedering. Wachtend op wat komen gaat.
We zullen, als t God belieft
en Klein Pierke, of bij leven en
welzijn schrappen wat U niet graag leest nog dikwijls op uitstap naar zee
trekken. Dat is de plaatselijke Azurenkust van Porto San Stefano, of de
Promenade van PorErcolo, waar de God Hercules ooit aan wal stapte, knusser
en heel wat gezelliger dan al dat mondaine gedoe aan de Franse Zuidkust, Nice
bijvoorbeeld, dat eigenlijk Niza is, gestolen Italiaans grondgebied. Na onze
korte wandeling daar, is er dan dat kleine terrasje waar er mosseltjes zijn
bijna zo goed als in Nieuwpoort. Maar met een veel lekkerder (en goedkoper) wit
wijntje van daar. Daar kunnen we uren zitten, om de beweging rond de ferrys te
volgen die in- en uitvaren naar Isola del Giglio, ginds ver achter de einder.
Niks romantisch. Wel prozaïsch en het leven van elke dag.
Ach la Bella Italia
.