Ik was indertijd een fervente onderzoeker van de wereld van
het buiten-normale, van het paranormale. In wezen ben ik altijd iemand geweest
die dingen deed wat de anderen nooit deden. Ik schuwde kuddegeest. Gurdjieff
zegt ons duidelijk dat als we tot een gewone mens willen uitgroeien, we gewone
dingen moeten doen. Willen we, anderzijds, uitgroeien tot een meer ongewone
mens, dan moeten we ongewone dingen doen. Dat klonk indertijd logisch. Het enige
wat ik toen nog moest doen, was er de nodige daden aan toevoegen. En die gingen
weliswaar gepaard met inspanningen, én met superinspanningen. Ik zette dan ook die
woorden in daden om
We arriveren in het jaar 1976. Na enkele jaren van intense zelfstudie, het bezoeken van
verschillende verenigingen, het lezen van tientallen boeken, en het volgen van
allerlei cursussen, vond ik de tijd rijp om mezelf af te scheuren, af te scheuren
van de rest. Het klinkt dikkenek-achtig, maar: feiten zijn feiten. Ik stelde evenwel
nog evenveel interesse in de wereld van de menselijke geest, het trachten te
begrijpen van het universum waarvan onze aarde een miniscuul klein deel van
uitmaakt, van de wereld van het paranormale, et cetera. Maar, er was een maar.
De meeste verenigingen die ik bezocht, waren samengesteld uit hoogvliegers,
zwevers, uit lichtgelovige mensen, die alles zomaar klakkeloos aanvaardden.
Zowel het bestuur als de leden. Zij, die zich de alternatieven noemden, aanschouwde
ik als alternaïeven. Dit was mijn opinie van indertijd althans.
Langzaam rijpte in mezelf het idee om dan maar zelf iets op
te starten. Maar met welke centjes?... Mijn echtscheiding had me veel geld
gekost, en de laatste 12 maanden vloog ik elke maand naar Engeland; telkenmale
voor een dag of twee, drie. Ik vloog naar Engeland om daar elke maand Kenneth
Grant te ontmoeten, die samen met John Symmonds de rechterhand was van een
zekere Aleister Crowley, de man die zichzelf ooit het Beest 666 had genoemd.
Hij was dan ook de stichter van de O.T.O. Niet dat ik in die Crowley écht
interesse stelde. Oh neen! Tenslotte was hij reeds in december 1947 gestorven,
enkele dagen vooraleer ik werd geboren. Maar ik had toen wel belangstelling voor
de kennis die hij ons heeft gebracht; een kennis die rondom het thema Magick
draaide. Zijn hoofdmotto Liefde is de Wet, Liefde onder Wil. En het woordje wil
fascineerde me. Tenslotte
ken jij iemand die over een wil beschikt? Ik bedoel
Wil-met-een-hoofdletter. Niets te maken met eigenwil dus.
Kijk
als een mens één wil heeft, dan is er maar één weg.
Maar de gewone mens, met zijn 1001 ikjes en sub-ikjes heeft dan ook 1001
willetjes, goestingetjes, verlangens, wensen en dromen. Maar geen één Wil. Eén
wil, betekent één Weg. Twee willetjes, betekent dat men zowel naar links of
naar rechts kan gaan. Bij vier willetjes, bijvoorbeeld, voelt het aan alsof er
vier paarden aan onze armen en benen trekken, aan elke arm en been één, omdat
we vier richtingen willen uitgaan. En, zoals ik al schreef, kunnen we er ons
geen idee van vormen hoe het voelt om met 1001 kleine willetjes in onszelf rond
te lopen. Toch niet bewust, want dan zouden we krankzinnig worden. De ene ik
wilt dit, de andere dat, nog een andere ik wil alsmaar reizen, dan is er een ik
die carrière wil maken, maar de ik die al zijn tijd aan een of andere hobby
wenst te besteden, komt in opstand; dan is er een ik die zalig niets wilt
doen, een ik wilt vader of moeder worden, et cetera, et cetera. Aleister
Crowley wees er ons op dat men enkel en alleen via inspanning één Ik in
zichzelf kan kristalliseren. Zoniet, dan is en blijft men innerlijk verdeeld.
En, Gurdjieff, wiens boeken ik op een latere datum in mijn handen kreeg, vulde
dit basisdenken aan met zijn allegorie hoe een land als België er zou uitzien
indien elke inwoner 15 minuten lang het land mocht regeren
|