Ik schreef al dat ik in mezelf het idee koesterde om dan
maar zelf iets op te starten. Maar met welke centjes?... Plus, dacht ik: 'Ik
moet een zaaltje hebben waarin ik lezingen, voordrachten en cursussen kan houden.'
Dus ging ik er naar op zoek...
'Toevallig' wandelde ik op een zonnige zomernamiddag van het jaar 1976 langs de
Carnotstraat in Antwerpen, die uitmondde in de Turnhoutsebaan van de gemeente
Borgerhout. Aangekomen op huisnummer 9 zag ik een kleine affiche op het raam
van een herberg prijken. Het stak mijn ogen uit. Ik las: 'Zaal te huur'.
Automatisch ging ik naar binnen. Een man, ik schatte hem rond de zestig,
verwelkomde me met een open lach en vroeg wat ik wenste te drinken. Vrij snel
kwam hij te horen dat ik daar was om naar het zaaltje te gaan kijken. Het was
helemaal achteraan, zei hij. Ik wandelde een lange gang uit, liep voorbij de
toiletten, sloeg linksaf, opende een dubbele deur, en ik belandde op mijn
bestemming. Het zaaltje was een vijftal meter breed en een twintigtal meter
diep. 'Prachtig!' dacht ik. Het interieur was niet hypermodern, maar het was
groot genoeg om te beginnen, en het lag slechts een tiental minuten verwijderd
van het Antwerpse Centraal Station.
Ik keerde op mijn stappen terug, de herberg in. Ik bestelde dan maar een koffietje
en terwijl ik er op wachtte vroeg ik aan de herbergier hoeveel huur hij voor
dat zaaltje vroeg.
Dat moet je aan de nieuwe eigenaar vragen, antwoordde hij
prompt.
Nieuwe eigenaar? Waar en wanneer kan ik die man ergens
aantreffen? was mijn tegenantwoord.
Daar kan ik je niet op antwoorden. De zaak staat over te
nemen, ik heb al enkele potentiële kandidaten over de vloer gehad, maar zolang
ik geen centjes zie, is de zaak niet beklonken. Hier is je koffie. Van het
huis.
Dat was vriendelijk, maar nu wist ik nog altijd niet hoeveel
huur me dat zaaltje ging kosten. Terwijl ik de papiertjes van de klontjes
suiker lospeuterde, zocht ik naar de volgende vragen. Mijn hersenen werkten op
volle toeren.
Toen, zonder dat ik het zelf besefte, stelde ik de domste
vraag van mijn leven.
En hoe groot is de overnameprijs? vroeg ik. Het was op dat
moment effectief de domste vraag dat ik kon stellen, gewoonweg omdat ik zoals
ik reeds eerder vermeldde - als het ware platzak was.
En zijn antwoord bevestigde mijn domheid. Hij noemde een
bedrag op, groot genoeg om me bijna door mijn stoel te laten zakken. Hij hield
me recht. Toch gaf die innerlijke domheid van mij het niet op.
Dat is een hoop geld, zei Ik daarop. Als ik het geld had,
nam ik de zaak onmiddellijk van je over.
Meen je dat? antwoordde hij.
Natuurlijk! Ik stel interesse in dat zaaltje, en de taverne
wil ik er wel bijnemen, zei ik al glimlachend, maar overtuigend.
Wel, antwoordde hij zonder na te denken, als je écht
geïnteresseerd bent, mag je me maandelijks afbetalen. Ik ben 68 jaar oud en
voor mij is het welletjes. Genoeg is genoeg.
Maandelijks afbetalen? En, hoeveel voorschot wil je?
Geen voorschot, een afbetaling volstaat. Dat geeft me een
maandelijks inkomen over de eerstvolgende jaren en dan ben ik van deze zaak
verlost. Daarbij weet ik dat je me zult kunnen afbetalen, omdat de zaak goed
draait. Bijna alle dagen heb ik vergaderingen, en de taverne zelf doet het ook
niet slecht. Je hebt de schakersclub die elke week komt, twee politieke
partijen, de ouderlingen op maandagnamiddagen, enzovoorts. Ik bedoel: je hebt
jouw vast cliënteel. Deze zaak bestaat al meer dan honderd jaar,weetje je, en al die tijd draagt het al dezelfde naam.
Iedereen in Antwerpen kent De oude Worstenpan.
De Oude Worstenpan
wat een naam! Maar, whats in a name,
dacht ik op dat moment. Plus, een naam is snel gewijzigd. Nochtans heb ik die
naam altijd behouden en, als ik er vandaag de dag voorbij loop, zie ik dat die
taverne nog altijd zo noemt.
|