Doorway to my soul Werd ontworpen voor een schermresolutie van 1440 x 900
De keuze van gedichten is uiteraard heel persoonlijk. Als kind verzamelde ik al gedichten die ik mooi vond.
Indien door het publiceren de rechten op "je" gedicht geschonden worden, laat het mij even weten, dan verwijder ik het onmiddellijk.
Voor de foto's heb ik zoveel als mogelijk de toelating gevraagd van de fotograaf, maar hier ook geldt hetzelfde als voor de gedichten.
17-04-2016
58 - Tomas Tranströmer - Allegro
Allegro
Jag spelar Haydn efter en svart dag och känner en enkel värme i händerna.
Tangenterna vill. Milda hammare slår. Klangen är grön, livlig och stilla.
Klangen säger att friheten finns och att någon inte ger kejsaren skatt.
Jag kör ner händerna i mina haydnfickor och härmar en som ser lugnt på världen.
Jag hissar haydnflaggan – det betyder: »Vi ger oss inte. Men vill fred.«
Musiken är ett glashus på sluttningen där stenarna flyger, stenarna rullar.
Och stenarna rullar tvärs igenom men varje ruta förblir hel.
Allegro
Ik speel Haydn na een zwarte dag en voel een simpele warmte in mijn handen.
De toetsen zijn willig. Milde hamers slaan. De klank is groen, levendig, kalm.
De klank zegt dat vrijheid bestaat en dat iemand de keizer geen belasting betaalt.
Ik steek mijn handen diep in mijn haydnzakken en doe als iemand die de wereld in alle rust beschouwt.
Ik hijs de haydnvlag - dat betekent: "Wij geven ons niet over. Maar willen vrede."
De muziek is een glazen huis op de helling waar stenen rondvliegen, stenen rollen.
En de stenen rollen er dwars doorheen maar iedere ruit blijft heel.
Er is een land dat ik met pijn verliet, Er is een land dat ik met pijn bewoon. Een derde land daartussen is er niet. Mijn leven volgt een zonderling patroon:
Want waar ik heenga voel ik me niet thuis En waar ik thuis ben wil ik telkens weg. De grens wordt smal tussen geluk en kruis, Steeds minder denk ik wat ik hardop zeg.
Ik heb, om aan dit noodlot te ontkomen, Een derde land verzonnen in mijn hoofd, Een land vertrouwd met leugens en fantomen.
Aan diepgewortelde en zware bomen Hangen honkvast de loden trossen ooft Van al mijn vederlicht geworden dromen.
( Gerrit Komrij 1944 - 2012 : uit Luchtspiegelingen)
10-03-2014
56 - Rutger Kopland - ... Geen gezicht
'Geen gezicht, geen handen, geen haar, en altijd een ander. Het is weer de geur van een vreemde mantel, zo dichtbij als die geur, maar ook zo onzichtbaar, ook zo voorbij. Ik kijk naar de hei,
naar de mistige, eenzame berkjes en denk hoe ik het moet zeggen, hoe moet ik het zeggen dat, ik ben weer gelukkig, weer net zo alleen als vroeger, ik verlangde, en wist niet naar wie. Ze
had geen gezicht nog, geen haar en geen handen, ze was altijd een ander, ze rook zo dichtbij maar zo vreemd, als jij nu. Wie ben je, zeg ik, we hebben
samen een leven al achter de rug en nog moet ik denken, liefste wie ben je. Ze neemt mijn hoofd in haar handen en strijkt het haar uit mijn gezicht.'
Rutger Kopland (1934 - 2012)
28-11-2013
55 - Nina Van Roosbroeck - ... Wacht even
Wacht even, ga zitten. Niet bewegen. Gebruik de stilte hier van binnen. Altijd nieuw. En luister naar het geruis van vergeten woorden in je hoofd. Verzoenend de regen, het tikken tegen de ruiten, de verre drukte. En even is daar in die leegte een onbenoemd moment, een onbegrensde tijd.
(Nina Van Roosbroeck )
20-01-2013
54 - Robert Long - Als je ooit weggaat
Als je ooit weggaat
Als je ooit weggaat, en die kans bestaat altijd
Dan zal ik blij zijn om de jaren van ons samen
Het was te kort, maar in de grote eeuwigheid
Is zelfs een leven lang nog een moment opname
En jij bent jonger, dus jij wilt misschien nog meer doen
Jij hebt nog zoveel jaren meer toekomst voor de boeg
Al zal het afscheid dan ook lang en hevig zeer doen
We blijven vrienden, en die zijn al schaars genoeg
Als je weggaat, en dat zou best kunnen zijn
Dan neem ik afscheid, en blijf lachend heel lang zwaaien
En dan ontkurk ik voor mezelf een mooie wijn
en breng een toast uit op het afscheid... schat, daar ga je.
En dan pas zeg ik: hé , ik had op meer gerekend
Nou ja gerekend...; ach ik had op meer gehoopt
Samen vergrijzen hè... daar had ik voor getekend
Maar ik snap best, dat je daar nou nog niks voor koopt
Als iemand weggaat, en die kans bestaat altijd
Dan zal ik blij zijn om de jaren van ons samen
Soms vind je iemand... en die raak je dan weer kwijt
(Robert Long 1943 - 2006)
(Tekening Suus De Mey)
24-07-2012
53 - Toon Hermans - "De Bomen...."
De bomen komen uit de grond en uit hun stam de twijgen en iedereen vindt het heel gewoon dat zij weer bladeren krijgen we zien ze vallen op de grond en dan opnieuw weer groeien zo heeft de aarde ons geleerd dat al wat sterft zal bloeien
(Toon Hermans 1916 - 2000) (Foto: Mich De Mey)
18-04-2012
52 - Paul Snoek - Een zwemmer is een ruiter
Een Zwemmer is een Ruiter
Zwemmen is losbandig slapen in spartelend water, is liefhebben met elke nog bruikbare porie, is eindeloos vrijs zijn en inwendig zegevieren.
En zwemmen is de eenzaamheid betasten met vingers, is met armen en benen aloude geheimen vertellen aan het altijd allesbegrijpende water.
Ik moet bekennen dat ik gek ben van het water. Want in het water adem ik water, in het water word ik een schepper die zijn schepping omhelst, en in het water kan men nooit geheel alleen zijn en toch nog eenzaam blijven.
Zwemmen is een beetje bijna heilig zijn.
(Paul Snoek 1933 - 1981)
16-04-2012
51 - Ina Stabergh - Een Naam
Een Naam
Waar komt die grote hand vandaan? Wie is de man die haar wil werpen? Toont hij ze al eeuwen of pas vandaag?
Heeft die hand vlinders gevangen, een boot over het water geduwd, een paard gestolen of gewoon een vreemde borst gestreeld?
Zie ze wachten op het werpen de hand een vogel in de lucht om op de plaats van de legende een naam te geven aan de stad bij de stroom.
(Ina Stabergh 1945 - ) (Foto: Brabo by Mich De Mey)
29-03-2012
50 - Martinus Nijhoff - Het oude Huis
Het Oude Huis
De kamers waren donkerder geworden Maar geen ding van zijn eigen plaats gezet, en aan de wand, tussen de blauwe borden, hing in ovalen lijstje het portret.
Zie de avond ernstig door het raam heen kijken Het oude huis ruist van muziek en zang, Een stoet van bloemen gaat dalen en stijgen Rondom waar moeder is, op het behang.
Moeder, ik ken je nog: je zacht gelaat; de rimpeltjes om je gestorven ogen - Zing wee van God, die altijd naast ons staat.
Ik heb zo lang naar het portret gekeken dat de ogen glansden, dat haar mond ging spreken en 'k hoorde vleugels, die door 't huis heen vlogen
(Martinus Nijhoff 1894 - 1953)
10-02-2012
49 - Paul Van Ostaijen - Melopee
Melopee
Onder de maan schuift de lange rivier Over de lange rivier schuift moede de maan Onder de maan op de lange rivier schuift de kano naar zee Langs het hoogriet langs de laagwei schuift de kano naar zee schuift met de schuivende maan de kano naar zee Zo zijn ze gezellen naar zee de kano de maan en de man Waarom schuiven de maan en de man getweeen gedwee naar zee
(Paul Van Ostaijen 1896 - 1928)
22-01-2012
48 - Reine De Pelseneer - Waakvlam
Waakvlam
Warrig zucht de vrouw om wat er is:
niet meer de nachten die een man vol vuur
voor haar verzon, maar de lakens
van een witte slaap. Ze leest
een blad in deinend licht, telt af
en toe een schaap en ademt dieper
opdat kalmte om haar dicht.
Maar het duister blijft breed als de borst van de man
die ze mist, en het bed is een boek
waarin de vrouw zich keer op keer
van pagina vergist.
(Reine De Pelseneer - 1982 - )
07-01-2012
47 - Miriam Van hee - reeen
reeen
ik vroeg of je nog van me hield
en je zweeg lange tijd
tot je 'kijk', zei, 'beneden'
daar stonden in langzaam
en laaghangend licht
twee reeën een ogenblik stil,
toen vluchtten zij snel en gewichtloos
het struikgewas in
hier en daar werden bladeren geel
dat was wat je daarna zou zeggen
'september, de herfst komt er aan'
Miriam Van hee (1952 - ) Foto uit blog "Twin Deer Mother"
30-12-2011
46 - Jacques Prevert - Dejeuner du matin
Dejeuner du matin
Il a mis le café dans la tasse. Il a mis le lait dans la tasse de café. Il a mis le sucre dans le café au lait. Avec la petite cuiller il a tourné. Il a bu le café au lait Et il a reposé la tasse sans me parler. Il a allumé une cigarette. Il a fait des ronds avec la fumée. Il a mis les cendres dans le cendrier Sans me parler. sans me regarder. Il s'est levé il a mis son chapeau sur sa tête il mis son manteau de pluie Parcequ'il pleuvait. Et il est parti sous la pluie sans une parole sans me regarder. Et moi j'ai pris ma tête dans ma main et j'ai pleuré.
iets in mij gelooft dat ik duizend jaar zal worden of minstens toch de helft maar zeker wel een kwart en dat ik dan nog steeds geniet van onze liefde minstens met mijn geest maar zeker met mijn hart
iets in mij gelooft dat ook jij zolang zal leven of minstens toch zo lang als dat ik leven mag en dat wij dan nog steeds hier op dit bankje zitten minstens hand in had maar zeker met een lach
(Jeroen Swaan 1955 - )
08-12-2011
42 - Karel van den Oever - Dinska Bronska
Dinska Bronska
Uit een oud dorp - kameelbruin als de steppe - uit Plocka kwam Dinska Bronska. Haar hoofddoek was pruissisch-blauw en heur haar vlasgeel; ook waren haar ogen blauw als fjord-water. Zij rook naar knoflook en spar, zij droeg laarzen en ging zeer zwaar en gauw. In het "Hotel Lapland" zat zij bij een tafel aan het straat-raam zij schreef 'n brief. Een haarlok viel laag op haar rode kaak en zij stak haar tong uit, want zij schreef moeilijk die brief en daaronder 'Dinska Bronska', haar naam. Ze stak ook de penstok in haar mond en zocht met haar ogen langs het plafond. Op het papier waren 'n inktvlek en groot gestrompel van letters: zij kocht het voor tien centiem in de kruideniers-zaak over het hotel. Er was 'n beetje inkt aan heur kaak.
O, Dinska Bronska; gij vertrekt naar Canada: de verroest stoomboot wacht langs de kaai. Gij laast op een almanach der 'Red star-Line' dat Canada groter appels, o, hoger en geler koren heeft dan Plocka. Het moet in Canada veel beter zijn!
O, Dinska Bronska, met je zeer dikke vingers: je schrijft zo moeilijk die brief. Je ogen zoeken vliegen op het plafond. 'Moj Boze!' Er zit 'n tranen-veeg, o zo verdrietig, van je blauwe ogen naar je mond. O, Dinska Bronska!
(Karel van den Oever - 1879 - 1926)
06-12-2011
41 - Willem Kloos - "Ik ween om bloemen ..."
Ik ween om bloemen in den knop gebroken
En voor den uchtend van haar bloei vergaan. Ik ween om liefde, die niet is ontloken, En om mijn harte dat niet werd verstaan.
Gij kwaamt, en 'k wist - gij zijt weer heengegaan... Ik heb het nauw gezien, geen woord gesproken; Ik zat weer roerloos na dien korte waan In de eeuwge schaduw van mijn smart gedoken:
Zo als een vogel in den stillen nacht Op eens ontwaakt, omdat de hemel gloeit, En denkt, 't is dag, en heft het kopje en fluit,
Maar eer 't zijn vaakrige oogjes gans ontsluit, Is het weer donker, en slechts droevig vloeit Door 't sluimerend geblaarte een zwakke klacht.
Zij heeft het riet in huis gehaald waar, altijd met een zweem van streling, snaren klonken. Zij wil niet als de klarinet behagen, niet verlokken als de fluit. Zij stelt. Zo eenzaam heb ik haar als meisje nooit gehoord. Met haar oprecht en puur geluid blaast zij zich daaglijks verder weg. Wat nu? Ik bied haar fluisterende tegenstemmen op het aangetast gebit van mijn klavier, ik vang mijn grote kind nog in een uitgerekt accoord maar ga haar toevertrouwen aan de tegenwind.
ergens hinken angsthengsten door de stilte van het gras de wind draagt het gerucht van vlinders die verwaand hun vleugels sluiten
mijn reis is ver ten einde ik ruik de sterren al en zweef in steeds wijder bogen om de mensen heen om aan de schreeuwgrens neer te strijken ergens in wat nagelaten verzen
thuis aan tafel schaamteloos weemoedig breng ik mezelf terug naar de bossen om hand in hand te wandelen met de herinnering aan wat je zei en wat ik zei en hoe je lachte en hoe ik lachte en toen al wist hoe ik later thuis aan tafel zou denken aan nu aan hoe we leven in flarden en altijd op weg naar wat komt achterlaten wat ons thuis aan tafel zo schaamteloos weemoedig maakt
(Rick De Leeuw 1960 - ) (Foto Thuis aan Tafel - Mich De Mey)
17-11-2011
35 - Johan Daisne - Goudvis
Goudvis
Ons kleine goudvisje is dood. Slechts sinds een maand onze genoot, en toch - 't laat een gevoel van nood.
Omdat, mijn kind, ook een pink groot een vis een sprankel Leven is.
Dag, huissardijn. Groet aan de grote mandarijn.
(Johan Daisne 1912 - 1978) (Foto Fredo met Plons - Mich De Mey)
11-11-2011
34 - Karel van de Woestijne - Wijding aan mijn vader
Wijding aan mijn vader
o Gij, die kommrend sterven moest, en Vader waart, en mij liet leven, en me teeder leerde leven met uw zacht spreken, en uw streelend hande-beven, en, toen ge stierft, wat late zon op uwen baard;
- ik, die thans ben als een die in den avond vaart, en moe de riemen rusten laat, alleen gedreven door zoele zomer-winden in de lage reven, en die soms avond-zoete water-bloemen gaart,
en zingt soms, onverschillig; en zijn zangen glijden wijd-suizend over 't matte water, en de weiden zijn luistrend, als naar eigen adem, naar zijn lied....
Zoo vaart mijn leve' in vrede en waan van dood begeeren, tot, wijlend in de spiegel-rust van dieper meren, neigend, mijn aangezicht uw aangezichte ziet.
(Karel van de Woestijne 1878 - 1929) (Foto Middelheimweerspiegeling - Mich De Mey)
iemand spuugt op de grond als hij de soldaten ziet
iemand snijdt de banden door
iemand verschuilt zich in het woud
iemand droomt niet meer
iemand richt zich op
iemand is voor altijd wakker
iemand stelt de vraag
iemand verzet zich
en dan nog iemand
en nog iemand
en nog
(Remco Campert - 1929 - )
(Foto - Lisa Van Damme - Worldpress)
01-11-2011
30 - Charles Baudelaire - L'Etranger
L' Etranger
"Qui aimes-tu le mieux, homme énigmatique, dis? ton père, ta mère, ta soeur ou ton frère? - Je n'ai ni père, ni mère, ni soeur, ni frère. - Tes amis? - Vous vous servez là d'une parole dont le sens m'est resté jusqu'à ce jour inconnu. - Ta patrie? - J'ignore sous quelle latitude elle est située. - La beauté? - Je l'aimerais volontier, déesse et immortelle. - L'or? - Je le hais comme vous haïssez Dieu. - Eh ! qu'aimes tu donc, extraordinaire étranger? - J'aime les nuages... les nuages qui passent... là-bas... là-bas... les merveilleux nuages!"
De Vreemdeling
"Zeg eens, mysteriuze man, van wie houd je het meest? Van je vader, je moeder, je zus of je broer?" 'Ik heb geen vader, geen moeder, geen zus en geen broer.' "Van je vrienden?" 'Daar gebruikt u een woord waarvan ik de betekenis tot op heden niet ken.' "Houd je dan van je vaderland?" 'Ik weet niet waar dat op aarde zou kunnen liggen.' "Van de schoonheid?" 'Van haar zou ik graag willen houden, Ze is immers goddelijk en onsterfelijk.' "Van geld?" 'Ik haat het zoals u God haat.' "Maar waar houd je dan van, zonderlinge vreemdeling?" 'Ik houd van de wolken... de wolken die voorbijgaan... daarginds... daarginds... die wondermooie wolken!"
Met leven toegerust voor beiden, liep ik vannacht de gangen in, die naar u leiden. Het ondergronds geburchte droeg een stilte, die met tegenzin mijn tred verdroeg.
De muren stonden als verzadigd van ruige schimmel; lucht en licht, voorgoed beschadigd, beten mij uit; de wil alleen bij u te zijn in 't jongst gericht, hield mij ter been.
Het labyrinth verliep in schroeven van eender, blinder cirkeling. U ten behoeve? Ik weet niet meer hoe lang ik ging. Hoe brachten zij, die u begroeven, zover een ding?
Totdat mijn voeten op u stuitten: uit een volgslagen duisternis zag ik uw ogen opensplijten; uw handen, die ik niet kon tillen, voelde ik langs het leven strelen, dat in mij sloeg; uw mond, in dood verholen, vroeg.
Een taal waarvoor geen teken is in dit heelal, verstond ik voor de laatste maal.
Maar had geen adem meer genoeg en ben gevlucht in dit gedicht: noodtrappen naar het morgenlicht vervaald en veel te vroeg.
Er zijn plekken waar ik zonder glimlach niet meer langs kan. Ooit is daar een grap verteld, een kus geroofd, iets voor het eerst gedacht. Ter hoogte van mijn oor, bijvoorbeeld, heb jij me op een nacht beloofd dat eeuwigheid een leugen is, maar dat het daarom tussen ons niet minder lang gaat duren. Meer woorden waren er niet nodig - een mond spreekt van zichzelf al mooi en huid heeft een geheugen. Jij blijft mijn hals, mijn navel, mijn holte van mijn knie voor altijd bij. Zonder glimlach kan ik aan geen plek voorbij.
je leert mij wennen aan mijn ledematen je neemt mijn hand en wandelt naast mij voort je leert mij wennen aan mijn eindeloos praten omdat je ook nog naar mijn zwijgen hoort en als wij 's avonds saam de dag verlaten
dan zeg je slapend haast een laatste woord
om mij zelf niet met mijzelf alleen te laten zo ga je door de slaap nog naast mij voort.
(Max Croiset - 13 augustus 1912 - 7 april 1993) (foto Curves by Ozyman)
21-09-2011
22 - Luc De Mey - Waar mijn ogen ....
waar mijn ogen niets vermogen achter mooie regenbogen ligt wellicht in 't zonnelicht geheel een rijk verscholen
als het dag is, alles zacht is draait misschien een molen in de winter als de wind er wieken waaien doet
en de koning in zijn woning wordt wellicht begroet door die zich wanen onderdanen juichend aan zijn deur
sprookjesgloed die ik vermoed stel me niet teleur het kan zijn dat zonneschijn alles er verbrandt
Vallen dromen van de bomen in dat land aan d'anderen kant sterven mensen zonder wensen hand in hand aan 't strand
waar mijn ogen niets vermogen achter droeve regenbogen is gewis slechts duisternis en mijn onvermogen
Ik kom met 22 jaar 22 jaar voor de chaos. 22 jaar van missen.
Kom niet te snel naar mij. Kom traag, nog trager. Ik wil mijn ogen in jouw licht wassen.
Ik ben aangekomen.
Vrij met mij nee verkracht mij nee laat mij ontploffen
zodat mijn levensadem kan vliegen. Mijn levensadem kent jou. Ik ben aangekomen voor jou.
Jaag mijn vrees weg. Jaag mijn pijn weg.
Ik wil het uitschreeuwen. Ik heb jou gevonden. Ik heb jou hier gevonden.
Ik wil dat iedereen en alles stopt en luistert naar mij. Elke stap die ik heb gezet was voor deze ontmoeting. Een ontmoeting tussen mij en de vrijheid.
Er moeten witte hoeven achter de zoom staan van de blauwe velden langs de maan 's avonds hoort gij aan de verre steenwegen paardehoeven. dan hoort gij alles stille waan. Van verre maanfonteinen zijpelt plots water - gij hoort plots het zijpelen van avondlijk water - de paarden drinken haastig en hinniken dan hoort men weer hun draven stalwaarts.
Onder de grote groene parasol van een plataan blijkt zelfs de middaghitte geen reden om met het klimaat te zitten. Een ober schenkt de glazen weer eens vol.
Ondanks de veertig graden nog actief begin jij ansichtkaarten te beschrijven, maar ik ben lui en wil dat even blijven, dus kijk ik rustig toe en vind je lief.
De droge, witte wijn is jong en koel en leven is een lekker warm gevoel
Zes jaar heeft ze geleerd wat blijven was: wat ouders deden, en wat alles dus ging doen een tafel bij een stoel, nu bij toen. Het meervoud van geluk was: wij.
Sindsdien heeft ze geleerd wat enkelvoud is. Zij. Nu weer half van jou, morgen half van mij.
Toen ze acht was was ze tien. Een helft van haar gezicht lief, de andere liever. Bang om te kiezen tussen verliezen en verliezen.
Vandaag is ze gewoon twaalf. Vier ouders, twee echt, twee stief. Slapen gaan moet met eindeloos gezoen. Ze wint altijd. Ze heeft geleerd wat blijven is. Wat ouders niet en kinderen wel doen.
De deur viel schokkend uit de wand: en op de drempel van zijn sombr'e kooi stond de liftboy klein en kinderlijk mooi.
Zwijgend kwam ik bij hem staan de motor zette zwoegend aan.
Wij stegen alleen wij stegen hoog met ons beiden o, 'k wist het kind als een engel aan mijn zijde Dit stijgende, dalende, eenzame kind ik heb het plotseling heel hevig bemind.
Mijn hart brak om zijn lichteloos oog geblust aan de triestige wand en ik heb gevloekt om mijn liefdeloos land.
(Willem ten Berge 1903 - 1969) (Foto uit de film : Abeltje van Ben Sombogaart)
over het mooie is het moeilijk schrijven, maar ik denk aan een zonnige ochtend in bed begint het er komt een zuchtje wind binnen en ik krijg kippenvel onder mijn warme deken er schijnt zon binnen en de bomen dansen buiten de belofte voor een mooie dag ik denk niet aan wat komen gaat, maar aan leuke dingen gisteren de jongen waar ik misschien verliefd op ben de droom van tegen de muur staand tegen zijn schouder te leunen en hoe mooi we samen zijn kijkend naar wat ons omringd
(Kim Walravens 1975 - ) (Tekening by Suus De Mey)
12 - Pieter Nicolaas Van Eyck - De Tuinman en de Dood
De Tuinman en de Dood
Van morgen ijlt mijn tuinman, wit van schrik, mijn woning in: "Heer, Heer, een ogenblik!
Ginds, in de rooshof, snoeide ik loot na loot, Toen keek ik achter mij: daar stond de Dood.
Ik schrok, en haastte mij naar d'andre kant maar zag nog juist de dreiging van zijn hand.
Meester: uw paard en laat mij spoorslag gaan, Voor d'avond nog bereik ik Ispahan" -
Van middag - langs reeds was hij heengespoed - Heb ik, in 't cederpark de Dood ontmoet.
"Waarom" zo vraag ik, want hij wacht en zwijgt, "Hebt gij van morgen vroeg mijn knecht gedreigd?"
Glimlachend antwoordt hij: "Geen dreiging was't, Waarvoor uw tuinman vlood. Ik was verrast.
Toen 'k 's morgens hier nog stil aan 't werk zag staan Die 'k 's avonds halen moest te Ispahan."
(Pieter Nicolaas Van Eyck 1887 - 1954)
28-08-2011
10 - Luc De Mey - Het paardje van de molen
Het paardje van de molen had daar te lang gestaan en op een donkere avond besloot het weg te gaan.
Het dacht: "Ik ga wat dolen" en trok zijn hoefjes aan de wolken verscholen de sterren en de maan.
Adieu, mijn paardemolen hier kom ik nooit meer op van al dat draaien krijg je toch maar een houten kop.
Het draafde door de weiden wel zeven dagen lang en hinnikte gelukkig voor niemand was het bang.
Maar helemaal tevreden dat was het paardje niet het had niet veel te eten en voelde zich wat ziek.
Och, was ik maar gebleven bij al mijn vriendjes thuis Het paardje huilde even en wilde weer naar huis.
Het zocht toen naar de molen en rende vliegensvlug en na enkele dagen dolen vond het zijn standplaats terug.
Het sprong blij in het rond maar schrok toen plots zozeer verwonderd keek het om zich heen er was geen plaatsje meer.
Het zag het nieuwe paardje daar waar hij stond voordien Luid-huilend liep hij weg zonder zelfs om te zien.
Het paardje van de molen gaat stapvoets heel alleen en niemand op de wereld geeft wat om zijn geween.
(Luc De Mey - 1943 ) (Foto: Paard by Luc De Mey)
26-08-2011
9 - Frekerik Van Eeden - De Waterlelie
De Waterlelie
Ik heb de witte waterlelie lief daar die zo blank is en zo stil haar kroon uitplooit in 't licht.
Rijzend uit donker-koelen vijvergrond heeft zij het licht gevonden en ontsloot toen blij het gouden hart.
Nu rust zij peinzend op watervlak en wenst niet meer...
Gedichten: Bertus Aafjes - Gerrit Achterberg - Claire vanden abbeele - Hans Andreus - Charles Baudelaire - Willem ten Berge - Jan Boerstoel - Stef Bos - Sarah Buys-Deville - Remco Campert - Herman De Coninck - Max Croiset - Johan Daisne - Gaston Durnez - Frederik Van Eeden - Anna Enquist - Pieter Nicolaas Van Eyck - Marijke Hanegraaf - Miriam Van hee - Toon Hermans - Ingrid Jonker - Heinz Kahlau - Ahmed Khaled - Willem Kloos - Rutger Kopland - Gerrit Komrij - Johanna Kruit - Rick De Leeuw - Robert Long - Luc De Mey - Neeltje Maria Min - Bart Moeyaert - Pablo Neruda - Leonard Nolens - Martinus Nijhoff - Karel van den Oever - Paul van Ostaijen - Reine De Pelseneer - Jacques Prevert - Nina Van Roosbroeck - Adriaan De Roover - Paul Snoek - Ina Stabergh - Felix Timmermans - Tomas Transtromer - Jeroen Swaan - Kim Walravens - Karel van de Woestijne -