xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Daar kwam dus verandering in, zeker ten tijde van Confusius ( 552-471 vc.).
China is een land van landbouwers, er moest gewerkt worden.
Indien alle inwoners van China de ware Tao zouden zoeken, wie zou er dan nog werken en wie zou er dan nog luisteren naar de bevelen van de oversten?
Confusius bedacht toen een nieuw systeem dat aangepast was aan de noden van zijn tijd.
China begon er uit te zien als een enorm continent, alles wat er buiten lag was barbaars en China was het midden van de wereld, het Midden Rijk.
Naast het onnoembare en van uit dat grote Niets of de EEN, ontsproot de TWEE, dat is hetgeen men genoemd heeft de Grote Yang of de Hemel en de Grote Yin of de Aarde.
Dus er bestaan van dan af twee hemelen, de Onnoembare en de noembare al is die laatste ook ongekend, de Hemel ontdubbelt zich als het ware in een onnoembare en een noembare.
Van uit de Yin en de Yang, hemel en aarde, vloeide dan de Drie of de Wereld van de 10.000 dingen met als hoofdcomponent de Mens.
De belangrijkste mens was de Keizer, hij moest voor de verbinding zorgen tussen hemel en aarde. Hij was de as van het wiel (de wereld) en alles draaide rond die as.
Zolang de as stabiel bleef ging alles goed op deze wereld, vandaar de grote calamiteit als het slecht ging met de keizer.
De keizer moest zich aan bepaalde rituelen houden.
Zo verbleef hij altijd ongeveer op dezelfde plaats, in Peking, later de verboden stad en het zomerpaleis, waar ik reeds heb over geschreven.
Hij moest ook leven volgens yin en yang en dus ook de loop van de seizoenen volgen.
Zo verbleef hij in de lente in het paleis in het oosten, in de zomer in het zuiden of in het zomerpaleis, enz..
Zelfs de kleur van zijn kleren en de kleur van de muren van zijn paleis waren aangepast.
Hij moest in harmonie blijven met de aarde en met de hemel.
Verder zal ik dat ook toepassen op de geneeskunde, maar nu eerst meer over de Tao.
Alles moest dus geordend blijven en de Wijzen konden zich nu ook toeleggen op het levende, en als raadgevers optreden, ook voor de keizer en zijn dienaren.
Alhoewel ze nog streven naar het niets doen en de onthouding van alle gevoelens of acties, hadden ze voor het gewone volk, dus ook voor de landbouwers nu regels uit gebracht.
De kleine mens had geen eigen waarde, hij stond als een mier in het radarwerk ten dienste van de keizer en zijn eigen leven telde niet mee.
Van daar dat ze bij de minste fout hun hoofd lieten afhakken om de schuld niet op hun familie te laden. De regels voor de Wijze zelf veranderden nauwelijks, maar er was nu een tussen stadium.
Indien men er niet in slaagde in één keer zijn ik te laten verdwijnen in zijn zelf en één te worden met het tijdloze en onvergankelijke, kreeg men de mogelijkheid terug te komen in een ander leven om het opnieuw te proberen, (reincarnatie).
Men ging dan tijdelijk naar de tweede hemel, de noembare, en niet direct naar de echt eeuwige en onveranderlijke.
|