Super germs. Deel 2.xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Laat ons even terug gaan in de tijd.
In de tijd van Louis Pasteur (1881-1955), ontstond er een hevige strijd tussen twee op het eerste zicht onverzoenbare theorieën omtrent het ontstaan van ziekte, nochtans zijn zij alle twee de moeite waard.
Enerzijds was er de theorie die o.a. verdedigd werd door Pasteur (1822-1895) en Koch (1843-1910), genoemd: monomorphisme.
Anderzijds de theorie verkondigd door A. Bechamp een andere Fransman en Dr. Günther Enderlein, (1872-1968), opnieuw een Duitser: het polymorphisme.
De tweestrijd werd kort samengevat door A Bechamps beroemde zin: Le microbe nest rien, le milieu, est tout . Kwatongen beweren dat Pasteur dat op zijn sterfbed zou herhaald hebben.
Volgens de eerste theorie was de oorzaak van een infectieziekte altijd één micro-organisme.
Elke infectie ziekte werd veroorzaakt door één pathogeen agent.
Toen de eerste successen met vaccinaties ontstonden, (cholera bacil 1883), leek de strijd gestreden. Dood aan de microben.
Toen dan A. Fleming in 1940 de eerste penicilline ontdekte en in 1944 op het einde van de oorlog Amerika de penicilline naar hier bracht leek het lot van de andere groep bezegeld, het monomorphisme triomfeerde.
Nochtans niet helemaal, want wat zien we? De microben en virussen passen zich aan en muteren dat het een lust is, de wetenschap loopt altijd een paar stappen achter.
Zodat men zich begint vragen te stellen.
Hoe zou dat komen?
Laat ons eens terugkeren naar de andere tendens: het milieu is alles.
Voor en tijdens de oorlog was Prof. G. Enderlein een vooraanstaand Duits onderzoeker, die vooral aandacht had voor het milieu waarin bacteriën zich ontwikkelen.
Hij beweerde dat alle levende organismen, hoe klein ze ook waren, ontstonden uit een heel kleine partikel protide genaamd.
Zolang het milieu waarin het zich ontwikkelt gezond is ontstaan er alleen wat hij noemt symprotiden, (samengestelde protiden) en chondriten. Daaruit ontstaan alleen wat wij noemen saprophyten of goedaardige symbionten, dus voor het leven gunstige bacillen, zoals we ze normaal met miljarden moeten terug vinden in de darm, bij een gezond individu.
Dat noemt hij de apathogene fase.
Wanneer het milieu ongunstig wordt voor onze gezondheid muteren deze onschuldige bacillen geleidelijk naar meer schadelijke vormen, zoals b.v. de collibacillen plots zeer schadelijk kunnen worden in de darm. Dat noemt hij de pathogene fase. Hier begint de cyclus van de bacteriën en de schimmels.
Door onderzoek en experimenteren was hij er in geslaagd culturen te creëren van zowel schadelijke als onschadelijke stammen van bacillen.
Door preparaten te maken van zowel, goede als minder goede bacillen en cultuur preparaten van de inhoud ervan kon hij producten maken die in staat waren bij inname, de pathogene kiemen, de andere weg op te sturen, door ze te laten copuleren met de toegediende minder schadelijke en ze op die manier geleidelijk minder actief of schadelijk te maken, dus of opnieuw saprofyt.
Het resultaat was een geweldige stimulans van de weerstand of immuniteit van de zieke patiënt. Wordt vervolgd.
|