Maandag spoelde er bij Vlissingen een dier aan dat bijna niemand in Nederland ooit van dichtbij gezien heeft.
Het was een spitssnuitdolfijn, een mannetje van vijf meter lang. Op zee was hij doodgegaan, en daarna op het strand gespoeld. Zielig. Maar ook interessant, want een spitssnuitdolfijn is een heel bijzondere walvis. Van alle zoogdieren in de wereld kunnen spitssnuitdolfijnen het allerdiepst duiken. Drie kilometer! Nog dieper dan de potvissen die voorin deze wetenschapsbijlage staan (die gaan tot 2 km).
Spitssnuitdolfijnen zijn mysterieuze dieren. Er bestaan in de wereld 22 soorten. Ze zwemmen in alle oceanen, en toch kun je je hele leven zeeman zijn zonder er ooit één te zien. Er zijn zelfs soorten spitssnuitdolfijnen die nog nooit levend gezien zijn. We weten alleen dat die bestaan, doordat ze ooit ergens zijn aangespoeld. Spitssnuitdolfijnen komen overdag zelden boven water. Ze jagen op vis en inktvissen in de diepzee. Sommige spitssnuitdolfijnen kunnen wel twee uur onder water zwemmen zonder adem te halen.
De Noordzee bij Nederland is helemaal niet diep. Dus je kunt indenken: daar horen spitssnuitdolfijnen niet. De soort die in Zeeland strandde, leeft in het noorden van de Atlantische Oceaan. Maar soms raken spitssnuitdolfijnen de weg kwijt. Heel soms spoelen ze dan aan. De spitssnuitdolfijn die maandag strandde, was pas de vierde in Nederland in tien jaar. Lonneke IJsseldijk van de Universiteit Utrecht onderzocht hem. Ze was er de hele dinsdag mee bezig, maar ze kon niet ontdekken hoe het mannetje zo verdwaald was geraakt. „Hij had een paar dagen niet gegeten, maar verder was er niet veel mis.”