Foto
Zoeken in blog

Beoordeel dit blog
  Zeer goed
  Goed
  Voldoende
  Nog wat bijwerken
  Nog veel werk aan
 
Inhoud blog
  • praktisch
  • bloemen
  • vogel
  • de jonge
  • lied
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Altijd in beweging met van alles en nog wat...

    25-04-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.geen

    Een gedicht van Karel van de Woestijne 1878-1929

    Er is geen tijd

    Er is geen tijd. Wat gistren was
    is wat vandaag me een liefde wijst.
    Herdenken: ongedronken glas
    dat morgen laaft en spijst.

    Wat is me droeve scheppings-daad
    en baren in 't gelaat der dood?:
    een kindje dat aan 't schaatren slaat
    daar 't wemelt in mijn schoot.

    Welke is de krankheid die me pijnt
    bij dreigend komen en vergaan?
    Wij zijn, daar ze onbeweeglijk schijnt,
    een sterre aan hare baan.

    Wij reizen, en uit ieder punt
    verrijst een einde, ontrijst begin;
    waar alles wat het leven gunt
    verlies is, en gewin.

    En komt eens de ongenode Gast
    ons scheemren in 't vervaald gelaat,
    o Dood, met avond rijk belast:
    dàn wordt het dageraad.

    schrijver

    25-04-2015 om 17:10 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    24-04-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.liedje

    Een gedicht van C.S. Adama van Scheltema 1877-1924

    Liedje

    voor de geestelijke middenstand

    Neem gij het leven
    Zoals het is -
    Een beetje onrechtvaardig,
    Een beetje boosaardig,
    Maar ook wel eens aardig
    En soms lang niet mis!

    Leef gij het leven
    Zoals het gaat -
    Niet al te opzichtig,
    Niet al te gewichtig,
    Een beetje voorzichtig
    Dan is 't niet zo kwaad!

    Houd gij het leven
    Bedaard in het oog -
    Toon gij u krachtig,
    Uw doel steeds gedachtig,
    Nooit onwaarachtig,
    En dan: kop omhoog!

    Zingende stemmen (1914)

    schrijver

    24-04-2015 om 21:48 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    23-04-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.dernier refuge

    Een gedicht van Dop Bles 1883-1940

    DERNIER REFUGE

    Vrouw, ik wil wel met u leven,
    treed mijn open kamer in,
    mijn bezit zij u gegeven,
    doch verzwijg mij voze min.

    De juwelen van een Carmen
    zijn de zonde, die verwondt,
    ik wil liggen in uw armen,
    met uw adem op mijn mond.

    'k Stoot dan 't hoge venster open
    op de neergevelde nacht,
    waar verdoemde zielen lopen
    in een onbegrepen pracht.

    En de uren zal ik proeven
    als een geurend gift-likeur,
    en uw leven blijve toeven
    tussen 't venster en mijn deur.

    En de maanden en de dagen
    gaan ons ongekend voorbij;
    alle bloesems die zij dragen
    zijn gewenst door u noch mij.

    En de nachten zullen groeien
    en ons leven zal vergaan,
    't lege hart zal stil verbloeien
    in een zelf bedachte waan.

    Nu gij 't leven dorst verspelen
    afgestompt voor vreugd en pijn,
    wil ik wel met u nog delen
    dit bestaan van zielloos zijn.

    Parijsche verzen Bussum 1923

    23-04-2015 om 21:57 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    22-04-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.maannacht
    Een gedicht van Th. van Ameide 1877-1955

    Maannacht.

    Een lichten en een wuiven
    ging door het wakend woud
    in ruisend, schittrend stuiven
    door het bebladerd hout;
    de volle takken hingen
    te zwieren en te zingen
    in zilvren flikkeringen
    op 't feest van wind en maan.

    De wijde, heldre hemel
    blonk rijk in elk verschiet,
    waar 't fijnere gewemel
    zijn glans een doortocht liet,
    en luistervolle ronden
    van gulden misten bonden
    de stralen, die zij vonden
    vervloeien door de boog.

    En waar de maan in 't hoge
    hing heerlijk aan de lucht,
    veel grote wolken vlogen
    hun snel-gejaagde vlucht;
    maar als hun ijl gevaarte
    vlood langs de ontzagbre klaarte,
    versmolt zijn laatste zwaarte,
    in 't machtig licht vergaan.

    De hoge wind liet rustig
    de dichtomgroeide gang,
    maar schudde sterk en lustig
    der kronen bladervang:
    het was een deinend neigen,
    een zinken en een stijgen,
    een vleien en een dreigen
    van allen onderéén.

    Het licht viel neer in plassen
    op de verschrokken grond,
    of ging een boom verrassen
    waar hij te dromen stond
    en weefde door zijn lover
    een stille vonkentover,
    of speels vergleed weer, pover
    hem latend als hij was.

    Toen zagen wij de vlugge
    nimfen uit oud verhaal
    aanschimmen en terugge
    duiken in loverzaal,
    hun schijnig blanke leden
    opeens hun lokking breden,
    dan in de heimlijkheden
    verdwijnen weer als damp.

    Wij voelden als die ouden,
    die uit hun hoop en vrees
    zoo in hun duister bouwden
    het beeld dat ons verrees;
    in wisselender schijnen
    ontbloeien en verkwijnen
    het stoeien en verdwijnen
    zagen van god of geest.

    Wij zijn, ach, zoveel wijzer,
    weten van maan en wind;
    ons hart is zoveel grijzer,
    zo helemaal geen kind:
    de nimfen zijn gevloden
    met woud- en watergoden,
    geen schemering bergt boden
    meer uit een andre weerld.

    Maar 't oog, dat groot kan schouwen,
    ziet strakker, sterker schoon
    dan wat zich kindren bouwen:
    op aarde een tover-woon.
    Ons was dit woud niet ledig,
    de wind, het maanlicht vredig
    maakte' ons zo zacht en zedig:
    wij meenden te verstaan.

    Wij voelden zonder windsel
    van beeld en woord en waan
    't mysterie als beginsel
    van heel ons aards bestaan:
    rondom en in ons zelven,
    te dieper, naar wij delven
    al dieper de gewelven
    van onze wetensgang.

    Mysterievol blijft bloeien
    ons leven als voorheen:
    't geweetne gaat vermoeien,
    laat leeg ons en alleen,
    maar in deez' weerld van wonder
    gaat onze ziel niet onder,
    zij ziet zich zelf er, zonder
    te wèten wat zij ziet.

    Een woud in licht aan 't wieglen
    is vol van haar beweeg,
    zij mag zich zelf er spieglen,
    ook zij niet zwart en leeg
    noch weemlend van fantomen,
    maar als een woud van dromen,
    doorbruist in helste stromen
    door storm en gloed van God.





     

    22-04-2015 om 21:56 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    21-04-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.maan
    Een gedicht van V. de Meyere 1873-1931
    De hoog-geslegen maan glimt door de twijgen.

    De hoog-geslegen maan glimt door de twijgen.
    waaraan de witte bloesems bottend hangen,
    en giet mijn weelde in rijzende gezangen,
    die als een wijdend lied ten hemel stijgen.

    In zilvren luister, de oude kruinen neigen
    hun geel-bedroomde schaûw, wijl roerloos, bange
    ontbloeit, rond hen, mijn tros-gebouwd verlangen,
    zachtkens verruisend tot een heilig zwijgen.

    Langs 't rustend blauw, met mijmer-blond omweven,
    voel ik mijn ziel langs klare tonen zweven,
    opbeurend in wijd-klinkend koor gedragen.

    En in de bladerstille lucht, met trage
    glinsters, lichtend-gestrooide sterren blinken,
    wijl Nacht en Vrede in 't zwellend harte zinken.

    bron: Van Nu en Straks jrg 2 (1894)  

    schrijver

    21-04-2015 om 22:45 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    20-04-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.bloemen

    Een gedicht van C.S Adama van Scheltema 1877-1924

    Bloemen

    Ach, heb toch altijd ergens
    Een beetje bloemen staan -
    Zij doen toch altijd wel even
    Een beetje gelukkig aan!

    Een stil liedje van kleuren,
    Een fijne, blij-mooie tint -
    Even een kleine ontroering,
    Als de lach van een lief kind.

    Alles, alles neemt het leven,
    Het laat ons ieder eenmaal berooid -
    Maar het geluk van een beetje schoonheid
    Dat ontneemt het ons nooit!

    De keerende kudde (1920)

    schrijver

    20-04-2015 om 21:55 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    19-04-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ploert

    Een gedicht van Adriaan Loosjes 1735-1813

    De ploert.

    Wijs: Ach hoe lekker is het zoenen.

    A g n i e t.


    Kijk daar gaat die grootse jongen!
    Kaatjebuur! kijk over deur,
    'k Heb mezelve daar bedwongen,
    Dat 's de kleinzeun van de Fleur.
    De oudjes leefden zo bedaardjes,
    Pieter is een schand op straat,
    Zie zijn hoed staat op drie haartjes,
    En hij kijkt als een soldaat.

    Misselijk zijn al zijn trekken
    Hij mag stappen als een pauw.
    Foei die rooie en blauwe plekken!
    Lippen als lazuur zo blauw.
    't Is net of er eens een regen
    Puisten op zijn wezen viel,
    'k Loof hij het te bleek gelegen
    Kaatje! 't is zo'n slechte ziel.

    K a a t j e.

    Wel kwam jij me wat vertellen,
    Had je dit dan maar gespaard,
    Want hij slaat met zijn gezellen
    Menigmaal de kreuple waard.
    Hij kan zelf de wacht bedriegen,
    't Is met hem geheel niet pluis,
    Als de vledermuizen vliegen,
    Krijgt hij vrouwvolk aan zijn huis

    Laatst, daar wij nu van hem praten,
    Kreeg 'k een reekning aan mijn huis.
    Toen 'k de man had ingelaten,
    Zei ik al: jij hebt abuis.
    Maar de karel wist wel beter.
    Oele! zij was net voor Piet.
    'k Zag toen, hoe hij in Czaar Peter
    Menig maaltje geven liet.

    't Was veel meer als honderd gulden.
    Kees de snijer zei dees dag,
    ‘ô Hij het zijn naars vol schulden
    En zijn kleren zijn als rag.’
    Nou pronkt hij met zijen kousen,
    Die hij kocht bij Franse Lot.
    ô Hij leent het geld van smousen,
    Schielijk raakt achter slot.

    Volks lieden-boek  (1785)

    schrijver

    19-04-2015 om 22:04 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    18-04-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.avondstilte

    Een gedicht van Hugo Verriest 1840-1922

    Avondstilte

    ’t Wordt laat, en ’t zwijgen zinkt met stille avond neder,
    En stille, de avond dringt me in ’t eindloos diepe hert,
    En ’t eindloos herte, moe van ’t wentlen weg en weder,
    Staakt ’t wentelen en rust in stille zoete smert.
    O smert, geen zoetheid kan aan ’t rustend zoet genieten,
    Het zoet genieten van uw ijdele eindloosheid,
    Uwe ijdele eindloosheid die ’t dromen vol kan gieten,
    Het stille dromen van des avonds enigheid.
    ’t Is eens en avond, en de duisternissen dalen
    In halve duisternis doorschijnend in de nacht,
    Waar schijnend heldre sterren aan de hemel pralen,
    De hemel licht doorlaaid in heldre sterrenpracht;
    Die sterrenpracht die ginds oneindig wendt en wiegelt;
    Oneindig wendt en wiegt in ’t meteloos gespan,
    En meetloos in de klene klare dauwdrop spiegelt,
    De dauwdrop, mijne ziel, die ’t eindloos spieglen kan.
    Het eindloos hangt daar hoog en ligt hier neer te dromen,
    Te dromen in de vlakte en in het zwijgend woud,
    Het woud dat zwijgend rijst met halfverlichte bomen,
    Die bomen vormeloos die schijnen eeuwenoud:
    Want eeuwenoud is ’t al en meteloos te samen
    Als samen stilte ligt en nacht op de natuur,
    Natuur, onroerbaar stil waar blad noch bomen aâmen,
    Noch de adem van de tijd waait in de drijvende uur.
    De drijvende uur ligt stil op roerloze bomen,
    En roerloos voor de bos strekt ’t ongemeten land,
    Het ongemeten land dat donkre verten zomen,
    Die verten meteloos lijk zeeën zonder strand.
    En zeeën zonder strand van stille zoete smerte,
    Van smert onroerbaar, kalm en vrij van bitterheid,
    Onroerbaar liggen, kalm, in ’t zwijgend einloos herte,
    Met ’t eindloos gevoel der eeuwige eendloosheid.

    schrijver

    18-04-2015 om 22:02 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    17-04-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.zon

    Een gedicht van Hendrik Marsman 1899-1940

    De zon hing laag.

    De zon hing laag.
    tussen de witte muren
    verbloedde goud en zwart
    het avondrood.
    hij, van zijn hoog terras,
    volgde de lange strepen,
    het vluchtig zog
    van nooit geziene
    nooit gedroomde schepen
    door het gemarmerd
    zilver van de zee.

    de huiveringen
    van 't geschubd metaal,
    door 't stijgend maanlicht
    rimpelend beschenen,
    waren die nacht op zee
    het enig teken,
    dat twintig eeuwen
    ademloos verstreken
    en in zijn hart
    antieke vrede
    was gedaald.

    Tempel en Kruis (1940)

    schrijver

    17-04-2015 om 21:45 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    16-04-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.liefde

    Een gedicht van Adriaan van der Hoop 1802-1841

    Geen liefde is de eerste min gelijk.

    Geen liefde is de eerste min gelijk,
    Hoe men zich zelf misleidt,
    Geen is zo zuiver, geen zo rijk
    Aan onbaatzuchtigheid.
    Ach, schoon men mij van liefde spreek'
    'k Gevoel het diep in 't hart,
    Het beeld van hem, die van mij week,
    Diens liefde baart mij smart.
    Geen liefde is de eerste min gelijk,
    Geen dieper hartenwond,
    Dan als, ná 't eerste liefdeblijk,
    Men ontrouw ondervond. -
    Al toon ik soms een blij gezicht,
    En opgeruimde zin,
    In 't binnenst van mijn boezem ligt
    Altijd nog de eerste min.

    Geen liefde is de eerste min gelijk,
    Hoe men ook de andre roem:
    Is 't lieflijkst waar deze aard mee prijk:
    Niet de eerste lentebloem?
    Klinkt de eerste toon niet dubbel schoon
    Van 't nachtegalenlied;
    Is de eerste min, hoe snel gevloôn,
    De teerste en eêlste niet?

    schrijver

    16-04-2015 om 16:38 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    15-04-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ogen
    Een gedicht van P.C.Boutens 1870-1943

    Ogen

    De schemer die gestadig
    Over mijn ogen dicht,
    Breekt als een wolk weldadig
    In dauw van aldoorvloeiend licht.

    Of door de strakke weiden
    Van zonneblinde lucht
    De blonde bloei zou breiden
    Van dagverloren sterrenvlucht,

    Zo uit zijn luwe dekking
    Mijn oog verhelderd ziet
    In lentelijke ontwekking
    De diepe tuinen van 't verschiet...

    O horizon van ogen,
    Op Gods onpeilbaarheid
    In ommegaande bogen
    Uitzicht ondeelbaar saamgereid

    Uit watereêlste stenen,
    Elk in zijn zuivre kleur,
    In lachen en in wenen
    Tot vensteren doorschenen
    Op alle goddelijk gebeur...

    De heemlen schijnen binnen
    In 't schaduwbloede hart,
    Der ziele vleuglen zinnen
    In onbegrensd beminnen
    Gaan op in lichtste vreugd en smart...

    Niets kan van u ontluistren
    Mijn overvloed en nood,
    O ogen niet te duistren
    Door 't leven en niet door de dood!

    Bezonnen verzen (1931)

    schrijver

    15-04-2015 om 21:36 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    13-04-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.klaaglied

    Een gedicht van W.J. van Zeggelen 1811-1879

    Klaaglied van Jan Chagrijn.

    'k Ben niet wat ik eertijds leek:
    Zo gezond en krachtig;
    'k Dut soms bij de schoonste preek,
    Kijk, het spijt me machtig!
    'k Lig te waken in mijn bed,
    'k Droom heel naar of sidder;
    'k Haat gezelschap, schuw de pret,
    'k Dwaal als dolend ridder;
    'k Heb een hekel aan 't kantoor,
    'k Maak er duizend bokken;
    Stelt men mij iets deeglijks voor -
    'k Gooi het in de stokken.
    'k Heb het land aan mijn viool
    Die men me eens benijdde;
    Als 'k in mijn lectuur verdool,
    Roept me een vriend ter zijde.
    Let maar op: het weer is slecht
    Als ik zal gaan vissen;
    Wat ik zoek, komt nooit terecht;
    Wat ik vind, kan 'k missen.
    Wie ik liefst ontwijken wil
    Kom ik 't eerste tegen;
    Als ik graag mijn kooplust stil -
    Ben 'k om geld verlegen.
    Krijg ik wijn - ik heb geen dorst;
    Als ik speel - verlies ik;
    Vraag ik kip - men geeft mij worst;
    Onder 't scheren - nies ik;
    Meld ik nieuws - men kent het al;
    'k Word al stug en stugger;
    Vraag 'k een dame voor het bal -
    Andren waren vlugger.
    Als 'k met smart op brieven wacht -
    Krijg ik.... rekeningen;
    Heb 'k een aardig lied bedacht -
    Buurman gaat het zingen;
    Moet ik uit - mijn linnengoed
    Is bevlekt of pover;
    Eist mijn billet-doux veel spoed -
    'k Smijt er d' inktpot over;
    Geef ik iets mijn maaklaar op -
    Hij verspeelt mijn renten;
    Schrijf ik versjes - op mijn kop
    Trommlen recensenten;
    Is mijn weetlust opgewekt
    Voor een stal van boeken -
    Och ja wel! ze zijn defect
    Waar 'k iets na wil zoeken.
    Als 'k op reis ben en gejaagd -
    Blijft de spoortrein steken;
    Ben 'k op een diner gevraagd -
    'k Las dan liever preken.
    Drink ik thee en wens ik zwart -
    Groene moet ik slikken;
    Speel ik een partij biljart -
    'k Beef als 'k mooi zal mikken.
    Zo 'k eens op de jacht wil gaan,
    Moet ik uit begraven;
    Lacht een lekkre vrucht mij aan,
    'k Mag me er niet aan laven.
    Als ik liedjes zingen zou,
    Ben ik dood verkouën;
    Waar ik me op het ijs vertrouw -
    Kan 't me niet meer houën....
    En toch lachte ik dol van pret
    Bij die zielensteken,
    Was mijn lieve SIENE-BET
    Niet voor mij verkeken.
    Ach, wat troost me in al 't chagrijn?
    Wijs me toch het klooster!
    Of, zo daar geen plaats mocht zijn....
    Word ik ziekentrooster!


    1849.

    De dichtwerken (1868)

    schrijver

    13-04-2015 om 16:20 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    12-04-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.voorjaar

    Een gedicht van Nicolaas Beets 1814-1903

    Voorjaar.

    Mijn hof ontwaakt, wordt groen, wordt wit
    Van bloesems aan de twijgen:
    Reeds zoo veel malen zag ik dit,
    Maar kon er nooit bij zwijgen.

    Het blijft een wonder in mijn oog,
    Zoo wonderschoon te aanschouwen,
    Dat krachtig opwijst naar omhoog,
    En aanspoort tot vertrouwen.

    Hij leeft nog, die het leven geeft
    En weergeeft uit de doden!
    Hem lieve en loov' wat adem heeft,
    En zoek' hem in zijn noden!

    schrijver

    12-04-2015 om 21:48 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    11-04-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.avond

    Een gedicht van Johan Danser 1893-1920

    IN DE AVOND

    Des avonds buigt mijn lome mijmring over
    Naar haar, mijn lief, en naar haar stil gemoed:
    Zo nijgt een boom soms wel zijn bronzen lover
    Over het koele water aan zijn voet.

    En ik word droef. Want derft mijn ziel de tover
    Dier lieve stem die 't wrangst gemis verzoet
    Dan welkt mijn trots en ben ik naakt en pover,
    Alleen verschroeid door felle hartstochtgloed.

    Dan troost mij niets en schrei 'k in bange klachten
    De helse pijnen mijner angsten uit,
    Dan streelt mijn smart de somberste gedachten,

    Tot mij de slaap de brandende ogen sluit
    Om eindelijk mijn wezen traag te omnachten
    Met zware droom, verscheurd door geen geluid.

    schrijver

    11-04-2015 om 15:13 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    10-04-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.de verrukking

    Een gedicht van Johannes Klinker 1764-1845

    De verrukking.

    Geen grootheid der wereld bekoort mij.
    Hoe zinkt gij, ô trotse paleizen,
    Wanneer ik, naast Kloë gezeten,
    Mijn oog op uw grootheid laat scheemren!
    Wanneer op haar zwellende boezem
    Mijn rusteloos harte mag kloppen -
    ô Vorsten, wat zijn dan uw tronen? -
    Daar ginds dwaalt de onlesbare hebzucht;
    Verzadeloos hongert zij eeuwig.
    De bleekheid bedekt hare wangen,
    En de overvloed volgt hare schreden.
    De heerszucht, met fonkelende ogen,
    Door rustloze driften gefolterd,
    Omstuwd van waanzinnige slaven,
    Holt blindelings voort om de volken,
    De Vorsten en Groten der aarde aan
    Zijn ijzeren Rijksstaf te kluistren.

    Hoe nietig, hoe klein in mijn ogen! -

    Och, Kloë! uw oog wordt veel schoner;
    Bekoorlijker worden uw wangen,
    Uw boezem wordt blanker dan immer,
    Verleidender zijt gij voor mij - als
    Mijn oog op de glans van een kroon ziet!
    ô Laat het heelal ons vergeten!
    Wij minnen, wij minnen mijn Kloë!

    Hoe?.... Lacht gij betoverend meisje,
    Om dat uw bezit voor mij alles,
    En alles, bij u, voor mij niets wordt?
    Gij lacht, om die schone verrukking?....
    Ik zal die betoovrende roosjes,
    Hoe schoon ze op uw kaakjes ook bloeien,
    Door zuigende kusjes verbleken,
    Die flonkerende oogjes doen kwijnen,

    En zo die vermetelheid straffen!
    Ik zal ze.... Neen, zegt gij? - Ja zeker!
    Mij nu te weerhouden, waar wreedheid,
    En kunt gij voor Lykas wel wreed zijn?
    Och, laat mij die banden ontstrikken!
    Van hier al die schone beletsels!
    'k Wil niets dan mijn Kloë omarmen!

    - - - - - - - -

    K l o ë.

    Ach, zinken ook nu nog die tronen,
    Mijn Lykas, of klimt hunne waarde?

    L y k a s.

    Zij zijn mij nog minder dan voormaals!


    1786.

    Gedichten (1819-1821)

    schrijver

    10-04-2015 om 22:16 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    09-04-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.sicut filius

    Een gedicht van Geerten Gossaert

    Sicut filius.

    Wel vaak heb ik gezongen,
    Voor menig droevig hart,
    De melodieuze wijzen
    Van 't stille lied van smart:
    Maar nu ik heb ontvangen
    't Begeren mijner jeugd,
    Wil ik nog eenmaal zingen
    Het hoge lied van vreugd!

    Vroeg uit mijns vaders woning
    Dreef mij verlangen uit
    De woningen te vinden
    Van harts beloofde bruid:
    Om liefdes woon te vinden
    Wou 't trotse hart voortaan
    Wel eigen wegen volgen,
    Op eigen paden gaan...

    Naar welke woestenijen
    Versteeg het dolend pad?
    Mijn voeten werden 't stijgen
    Mijn ogen 't staren mat.
    Toen riep uit zijn ellende
    Harts ongestilde nood
    Om d' uiterste vertroosting
    Van de verlangde dood!

    Maar door het dichte lover
    Riepen, bij avondval,
    Verre verlichte venstren
    Terug naar 't veilig dal:
    En naderbij gekomen
    Herkende ik bos en beemd,
    En stond weer, arme zwerver,
    Voor 't vaderhuis... vervreemd?

    Schuw blikte ik door de ramen;
    Daar stond, als tallentijd,
    Voor de genoden velen,
    Het bruiloftsmaal bereid...
    Maar éne plaats was ledig...
    Toen heb ik blij verstaan,
    Dat ik, in liefdes woning,
    Als zóon mocht binnengaan!

    ------------------------------
    Sicut filius - Zoals een zoon

    De Gids (73) (1909)

    09-04-2015 om 21:46 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    08-04-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.onweder

    Een gedicht van Jacobus Bellamy 1757-1786

    HET ONWEDER.

    Hoe natuur zo stil, zo plechtig
    Het dartel windje kwijnt,
    En lispelt, op een trillend blaadje,
    Zijn laatste adem uit!
    Geen vogel zingt nu blijde tonen,
    Maar zwijgt eerbiedig stil!
    De roos, dat sieraad van de maagden,
    Hangt treurig naar de grond!
    De dag verwisselt zijn gewaden,
    Voor 't zwarte kleed des nachts!
    De zee kust, kabblend, hare oever
    De ganse schepping bidt!
    Daar breekt, uit opgepreste wolken,
    Een felle bliksemschicht!
    Daar rolt de klaterende donder!
    De ganse schepping beeft!


    Zo schriklijk klaterde de donder,
    Toen God de wereld sprak!
    Nog beeft de wereld, voor die stemme!
    Die schrik is dankbaarheid!
    Daar vaart de Godheid, op haar stormen,
    Door 't siddrend landschap heen!
    Hoe beven honderdjarige eiken,
    Gelijk een rillend riet!
    Paleizen stuiven, voor haar wielen,
    Als nietig stof, daar heen!
    Daar storten trots gebouwde torens,
    Als smeltend ijs ter neer!
    & #8195;
    Zo zinkt uw grootheid , wufte vorsten,
    Als God, door donders, spreekt!
    Als hij, gewapend, met zijn bliksem,
    Zijn forse orkanen ment!
    Dan werpen de verschrikte golven
    Haar lillend schuim  omhoog!
    Dan werpen zij de zwaarste kielen
    Als lillend schuim, omhoog!

    Daar lacht, door de uitgewoede wolken,
    Het lieve zonlicht weer
    Zo lacht een held, na 't bloedig strijden,
    Met tranen in 't gezicht!
    Nu dartelt weer een lieflijk windje,
    Door 't afgematte bos,
    En kust de frisse regendroppen,
    Van 't schommlend lover, af!
    Nu beuren weer de schone bloemen
    Haar lachend hoofd omhoog!
    Nu zingen weer de lieve vogels,
    In 't bos, een dankbaar lied!
    Nu vaart de Godheid, op de geuren
    Van 't frisse lentekruid.
    Nu durft al 't schepsel haar genaken!
    De ganse Schepping juicht!

    Gedichten (1844)

    schrijver

    08-04-2015 om 21:39 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    07-04-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.eiland

    Een gedicht van Carel Vosmaer 1826-1888

    HET EILAND MELOS.

    Kleine smaragd in de kring van de edele stenen, die blinkend
    Sieren de golvende plooien van 't kleed der Aigaiïsche waatren,
    Ligt er het groenende Melos, het vuurontsprotene eiland,
    Waar zich de gloed van Hefaistos in spleten en dampende bronnen
    Toont, en dat gips en aluin en de zwavel en 't hout in zijn schoot draagt.
    Donkere pijnen, hun kronen verenende, geven de bergrug
    't Fulpen gewaad, en olijven haar zilverig loof aan de glooiing.
    Waar zich de stromende vlieten een uitweg baanden, verrezen
    Beemden met krokos en eppe, die 't nijvere werk van de bouwman,
    Zuivrend en ploegend, de vrucht deed dragen der blonde Demeter.
    Doch waar Helios rijst en zijn zongloed koestert de helling,
    Werden op staken en tralies de ranken geleid van de wijndruif.
    Tegen het noorden beveiligd door glooiend gebergte en rotskaap
    Holt zich een zeebocht uit, waar 't stormontvlodene vaartuig
    Veilige ligplaats vindt of de kleinere boot op het zand rust.

    Nanno (1882)

    schrijver

    07-04-2015 om 22:19 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    06-04-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.lentemergen

    Een gedicht van Bernard van Meurs 1835-1915

     

    Lentemergen.

    God! wâ'n hemels mergenuur!
    Uut 'en wolk van goud en vuur
    En ik weet nie hoeveul kleuren
    Zie 'k de zon heur schiefke beuren.
    En umhoog deur 's hemels blauw,
    En umleeg ien 't drupke dauw,
    Lienks en rechts en wied en zied -
    't Is al straolen wâ ge ziet!

    Hè! hoe lekker, hoe gezond
    Weit het wiendjen ien mien mond!
    'k Vuul 'et deur mien borstje dringen,
    't Duut mien hart van vreugde springen. -
    Plaoggeest, stil, wâ duuje daor,
    Zó te stoeien met mien haor?
    Wiendje, blaos maor naor 't oe lust,
    'k Bin van mergen goed gemutst.

    Kiek, dâ kleine grut, och Heer!
    't Vliegt en fladdert op en neer,
    't Schommelt op de grune rieskes,
    't Tjielpt en fluut op alle wieskes.
    Och, wâ mag ik graog oe zien!
    Toe maor, wês nie bang veur mien:
    'k Gaf oe kruumkes van beschuut,
    Haolde nooit oew nestjes uut.

    't Is van 't jaor 'en vroeg gewas:
    Al de weien staon vol gras;
    Kiek die bluumkes met hun kupkes
    Aorig loeren uut de knupkes!
    En die boom as sneuw zo wit -
    Teiken dat er vrucht aon zit.
    Alles fleurig, alles schoon...
    'k Dank God dat ik buten woon!

    Lieve moeder, 'k bin zo blij,
    Maor oe mis ik nog hierbij.
    ‘Mietje, ik vuul 't mien iengegeven:
    ‘'k Zal de meimaond nie beleven!’
    Zeide mien nog op 'et lest.
    Ach, dâ woord is waor gewêst...
    Maor bij Onze Lieven Heer
    Is 't toch schoon ook - jao, veul meer!

    Kriekende Kriekske (1894)

    schrijver

    06-04-2015 om 22:04 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    05-04-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.de zaligen

    Een gedicht van Willem de Merode 1887-1939

    DE ZALIGEN

    De gele rozen lichten langs ‘t terras.
    In diepe stoelen liggen zij te rusten,
    de zaligen, die elkaar gelukkig kusten,
    de toekomstlozen; heel hun leven was

    een dringen naar de voorgeweten uren,
    waar alles eensklaps in vergeten is;
    ‘t verwaait, nadat het stukgereten is,
    hun oud bestaan; en nooit kan iets meer duren

    naast dit verzonken zijn, dit niet meer wezen
    deze gevaarlijk stille eeuwigheid,
    dit weggevaagd zijn en te rust geleid,
    waaruit zij langzaam, stil en moe verrezen.

    De regen, een grijs kraalgordijn, een poos
    zacht tikkelend, laat door zijn lauwe kieren
    hen ‘t paradijs nog zien met zijn revieren,
    achter de vlammen van de gele roos.

    Kaleidoscoop (1938)

    schrijver

    05-04-2015 om 21:36 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)


    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Archief per maand
  • 09-2020
  • 08-2020
  • 01-2019
  • 12-2018
  • 11-2018
  • 10-2018
  • 09-2018
  • 08-2018
  • 07-2018
  • 06-2018
  • 05-2018
  • 04-2018
  • 03-2018
  • 02-2018
  • 01-2018
  • 12-2017
  • 11-2017
  • 10-2017
  • 09-2017
  • 08-2017
  • 07-2017
  • 06-2017
  • 05-2017
  • 04-2017
  • 03-2017
  • 02-2017
  • 01-2017
  • 12-2016
  • 11-2016
  • 10-2016
  • 09-2016
  • 08-2016
  • 07-2016
  • 06-2016
  • 05-2016
  • 04-2016
  • 03-2016
  • 02-2016
  • 01-2016
  • 12-2015
  • 11-2015
  • 10-2015
  • 09-2015
  • 08-2015
  • 07-2015
  • 06-2015
  • 05-2015
  • 04-2015
  • 03-2015
  • 02-2015
  • 01-2015
  • 12-2014
  • 11-2014
  • 10-2014
  • 09-2014
  • 08-2014
  • 07-2014
  • 06-2014
  • 05-2014
  • 04-2014
  • 03-2014
  • 02-2014
  • 01-2014
  • 12-2013
  • 11-2013
  • 10-2013
  • 09-2013
  • 08-2013
  • 07-2013
  • 06-2013
  • 05-2013
  • 04-2013
  • 03-2013
  • 02-2013
  • 01-2013
  • 12-2012
  • 11-2012
  • 10-2012
  • 09-2012
  • 08-2012
  • 07-2012
  • 06-2012
  • 05-2012
  • 04-2012
  • 03-2012
  • 02-2012
  • 01-2012
  • 12-2011
  • 11-2011
  • 10-2011
  • 09-2011
  • 08-2011
  • 07-2011
  • 06-2011
  • 05-2011
  • 04-2011
  • 03-2011
  • 02-2011
  • 01-2011
  • 12-2010
  • 11-2010
  • 10-2010
  • 09-2010
  • 08-2010
  • 07-2010
  • 06-2010
  • 05-2010
  • 04-2010
  • 03-2010
  • 02-2010
  • 01-2010
  • 12-2009
  • 11-2009
  • 10-2009
  • 09-2009
  • 08-2009
  • 07-2009
  • 06-2009
  • 05-2009
  • 04-2009
  • 03-2009
  • 01-2009
  • 12-2008
  • 11-2008
  • 10-2008
  • 09-2008
  • 08-2008
  • 07-2008
  • 06-2008
  • 05-2006


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!