De lucht was geel als gele chrysanthemen - weien goudgroen in fonklende atmosferen - van misten - goudgesmolten horizonnen - door goudzongloedend miststrooigoud verduisterd.
Een gouden licht ter wereld, gouden twijfel, overal, overal, koninklijk twijfel, twijfelend goud, gouden vertwijfeling.
Troonden onz' harten in het gouden duister, in 't goud onz' ogen als kristallen kronen.
Een gedicht naar aanleiding van het een en ander. Een mens heeft in het leven soms een verkeerde handel en wandel...maar wanneer men openstaat voor wat er in het Woord staat dan ziet men waarom het soms zo gaat als het gaat!
Zon
De zon gaat op over goede en kwade
De goede mensen moeten soms onder het kwade lijden
Dood en verderf wordt veroorzaakt
Door de meest kwaden
De goede moeten de weg naar huis vinden
En men moet zichzelf op het hart binden
Dat er maar één weg is naar de vrijheid en troost
Dat is de weg die Hij heeft afgelegd
Hij heeft nimmer in zijn lijden iets teruggezegd
Als een Lam werd Hij ter slachting geleid
Wie heeft nu nog wat te mekkeren in deze verschrikkelijke tijd
Toen blies uw adem, en de zee sloeg stijf, En open stond de donkre muil der aarde En slikte het alom gepantserd lijf, Des jagers die uw adem achtervaarde.
O Heer wie blonk als gij in strijdbaarheid, O Heer wie ging als gij door de aonen Gij zwevende, die voor ons heeft bereid De uittocht door het land der Faraonen.
De volkeren hoorden 't aan, en vielen stom, Beving besloeg de stam der Moabieten, En der Pelasgen, en die van Eden, Ontsteltenis en schrik de Kanaieten.
Voortaan o Heer, uw volk zal zijn gewijd En ingeplant en door U aangewezen De hoge Erve uwer heerlijkheid Waarin gij troont en hen nabij zult wezen.
Waren mijn gedachten keien ik smeet ze door de ruiten waren mijn gevoelens van hout ik stak ze in brand waren mijn daden van kurk ik liet ze wegdrijven op het water waren mijn wensen van ijzer ik liet ze verbuigen waren mijn bezittingen van lucht ik blies ze weg waren mijn liefhebberijen van was ik liet ze smelten was deze omwenteling ten goede ik zou het zo laten
Gekomen met een zoete mond waar kindsheid heen ons zingen zond als blijde bedelaren, was onze honger goed als brood, en zagen we in tergloze nood een makker onzer jaren.
Maar 't leven sloeg, met stille speer, in ieders zijde een eigen zeer. Wij hebben 't bloed gezógen; een lách heeft onze smart gekoeld; - maar w' hebben in de wond gevoeld 't geraamte van ons logen...
Aldus, van 't zinken wél bewust in 't drab van onze' onzaal'ge lust, met jammrig-nutloze armen, gaan we door 't misten onzer jeugd, - barmhartig om ons koele vreugd en lieflijk-wrang erbarmen.
De dag stond stralende, gesponnen klank, De hemel lag, schedel van God, vol wonderen, De zee zette zich om, en goot zich uit, En joeg zich op, en stond, en bolderde.
Het was al vreugd', een mild geraas ging uit Van golven, die de castagnetten sloegen, Van wolken, die het zijd gewaad verschoven, Van onzichtbare strijkers door het Ruim.
De aarde lag, een weggedokene, En luisterde, en ademde verstild, In overgave naar het warende, Niet eindigende klankenwonder Gods.
Dit was dus God, het in elkander over- Schuiven der verschijnselen, tot ene Rustigheid en onbedwingbaar Iets, Dat kolkte en kastijdde zoet en fel.
En boog zich dalende tot de zeer kleine Verschijnselen, die het met hand aan stiet, En fluisterde, noem mij, met veêl en stem En zing mijn duizendvoudig wezen, duizendvoudig.
Och hoe droevig sleept de dag. Betrokken ligt de lucht met wolken grijs en grauw, 't stuifreînt, en die hoge bomen schokken hunne kruinen, en vol vreemde rouw ruisen zij, ontblaadrend, droeve zangen. Lijk des avonds in het woud een dolend kind, daar beneden door de donkre gangen aaklig schreeuwt en huilt de wilde wind. Sombre wolken door mijn ziel ook zweven, nevelig betrekt mijn zonneglans. Houd u sterk, o jongling, dat is 't leven. Weze uw droefheid lijk uw vreugd - eens mans.
Een hartenkreet van Hand Uding. Dit sprak mij wel aan omdat ik ook fotografeer en je kunt dat op tweeërlei manieren uitleggen. Wie het vatte kan die vatte het!
DE FOTOGRAAF
Hij was geeerd hij was beroemd zijn naam werd fluisterend genoemd zijn weergave van feiten was ongeevenaard de kleurstelling en vakmanschap onvervaard maar toch er was een groot gebrek hij zag alles door de lens dat was zijn lek bekrompen in karakter leeg in gesprek vervolg van deze tragedie in kort bestek hij kreeg het door hij vond geen oor God zei: Neem me niet kwalijk, dat ik stoor ook voor jou gaat dit bekrompen leven niet door bekijk nog eenmaal deze wereld met je groothoeklens dit heb je gemist je was een armzalig mens
Mensen vragen zich voortdurend af waarom God alle kwaad en ellende laat komen zonder het te bestrijden
de allerruimste denker staat verlegen om een duidelijk en treffend antwoord welke geheimen zouden schuilgaan achter dat eeuwig durende vraagstuk?
de wereld wil dit al te graag weten schept hierover haar eigen denkbeelden overal rijzen nevels spiedend op noden tot stilstaan of steeds dwalen
moge de oude boodschap van Job telkens weer over ons heen waaien
de ware gelovige kan wellicht getroffen zijn door leed of verlies ziet daarbij ook zijn eigen kleinheid naast de wonderen der aarde de wijdte van hemel en sterrenrijk zal nog als hij verzinkt _ ten onder gaat de Almachtige God eren.
Een gedicht van Hans Uding. Dit gedicht doet denken aan een mensenleven. Een mens moet door vele stormen en als je er doorheen kunt komen...dan heb je al veel gewonnen!
DE WIND
Eenzaam komt de wind klaar groot geweld veegde schoon in het groot en het klein schade aangericht
weer was er die wind rukkend en trekkend loslatend en omvattend ieder zijn deel
wat is toch het toch met die wind? waarom grijpt hij velen aan? gieren om de huizen beangstigt zo zinloos in ons bestaan
laat de wind zijn gang maar gaan omdat we hem toch niet kunnen weerstaan alles heeft een doel de rust, die daarna overheerst is dan het compromis
Een gedicht van Hans Uding. Jezelf leren kennen of kennen daar zit het eerste gewin. Dan leer je ook een ander kennen en in het bijzonder die Ander!
KEN U ZELVE (VRIJMETSELARIJ)
Heel lang was ik op zoek zonder enig besef waar naar handleiding had ik niet reispapieren waren niet verstrekt
mijn doel zag ik niet voor ogen de wegen waren ongebaand mijn zoektocht ging voort ingevingen bleven uit
in het duister zocht ik houvast aan alles in mijn omgeving waren het de mensen om mij heen zocht ik troost bij mijn hond
kreeg ik levenslang, een leerproces of een korte berisping met gevolgen nam ik zelf wel deel aan dit proces was ik overgeleverd aan willekeur
een wegwijzer of aanwijzing aan de hand genomen maakte ik mijn eerste reis met mijn geleider samen kwamen we voor struikelblokken
ik voelde me rustig en uitgebalanceerd in vol vertrouwen gaf ik mij over de leerling luisterend naar de Meester op weg met het "KEN U ZELVE" verwachtingsvol
Een gedicht van Wauters Kristine het is voor dichters waarschijnlijk wel een onroerend gedicht! Hoe komt men tot dichten? Dat is voor sommige mensen toch wel een vraag!
In de wolken...
Een dichter van deze site heeft me volledig in zijn ban Het gaat zover, dat ik haast niet meer schrijven kan.
Zijn fijngevoelige woorden en mooie werken vullen mijn ganse hoofd Ook 's nachts wordt de passie niet gedoofd.
Overdag doe ik mijn ding, op de automatische piloot; Verliefd worden op de muze, ik had dat nooit geloofd!
Een hartenkreet van An Terlouw en ik heb het ook gezien en daarom plaats ik het hier! Het is geen manier, dat vind ik al heel erg lang! Soms vragen mensen om zoiets. Hoewel het erg is als je zwaar bent gewond als kind van tien.
De stier en de tribune
Zag U het nieuws, zag U het ook, zag U de stier, die de menigte indook? Zag U hoe hij van tevoren scheen te weten, dat ie beter op de tribune had gezeten?
Zag U hoe hij mensen vertrapte mensen die er genoegen in scheppen, deze vorm van ‘vermaak’ te aanschouwen?
Zag U het ook, dan bent U met mij wel eens, dat deze diermishandeling te ver gaat. Het beest werd afgemaakt, alsof ie van tevoren wist: dat deze wedstrijden altijd door de mens gewonnen worden.
Een dromend kind dat met de sterren speelt, En lacht en reikt en tast met beide handen Naar ’t blauwe niet te vatten stromend beeld, Verschenen aan de weke hemellanden;
Een stille dwaas die in zijn waan verbeeldt, Dat hij kan groeien naar de hoge wanden Van ’t eeuwig ruim en daar zal kunnen randen De wolken aan, waarmee de zonne speelt.
Een dwaas, een kind, zo hebt gij mij bereid O poezie en in mijn bloed gelegd Het zalig leven der verwonderingen.
U dromende leef ik de werklijkheid En spreek met haar en luister wat zij zegt En voel mij stijgen naar de sterrenkringen.
Terwijl ik staar in ’t spiegelglad Van ’t zilvren nat, schud ik mijn hoofd; wie ben ik? Ja, hoge Hemel: Hoe, wie, wat? Wat wil, wat weet, wat ken ik? Zie hoe hij lacht – die dwaas, die guit, Die lelijkerd in ’t water: Mijn help! mij–zelve lach ik uit Met wonderlijk geschater.
O mensenhart, o mensenhart, Verschrikt, verward, Vol zonden, dwaasheên, wonden: Ik gaf mijn zoetste en liefste smart, Mocht ik mij–zelf doorgronden. Een lach klinkt uit het golvenbed; Dat wil zich–zelf begrijpen! Zoudt ge ook uw beeltnis hier te–met In de oren willen knijpen?