Een gedicht van Pol de Mont 1857-1931
De klokken luien.
O Klokken in de najaarsavend, wat luidt uw luien lief en lavend! O Klokken in de winternacht, wat luidt gij als een jammerklacht!
* * *
O Klokken in de najaarsavend! Met liturgieën, klagend teder, als priesters, 't dode loof begravend, dat langzaam zwijmlend dwarrelt neder;
op goud en purperen avondluchten stort gij uw ziel uit, najaarsklokken: die zweeft tot mij, met stenend zuchten, een bleke maagd, met waaiende lokken,
met waaiende lokken en doodse wangen en ogen, waarin tranen beven.... Die zingt heel droef, en - in haar zangen herleeft, één stonde, 't ganse leven,
het leven van de zoete maanden der bloemen - en der minneweelden, toen geur en kleur zoo machtig streelden dat wij ons weer in Eden waanden.
* * *
O Klokken in de najaarsavend, wat luidt uw luien lief en lavend: O Klokken in de winternacht, wat luidt uw luien als een klacht!
Uw luien luidt als 't bange klagen van kindren, in het bos verloren.... Uw luien luidt als 't smachtend vragen naar 't zijn, ons na dit zijn beschoren....
Uw luien luidt als 't hooploos snakken van stervenden, die willen leven.... Uw luien luidt als 't ach der zwakken, die willen maar niet kunnen sneven....
O Klokken in de winteravend, terwijl de vlokken vallen, vallen, heel de aarde in hunne wâ begravend, laat gij uw de profundis schallen....
In hagelbui en windorkanen stort gij uw ziel uit, winterklokken; die waart dan, wild, langs veld en banen, Erinnys, zij, met slangenlokken.
Haar jammeren beheerst de stormen: wie 't hoorde, heeft de slaap verloren. In 't bos verdort het braam en doren, in 't graf versteent het zelfs de wormen;
haar ogen gloeien, roodbekreten, door mist en damp; het bloed golpt rood uit haren boezem; opgereten met drakenklauwen is haar schoot....
* * *
O Klokken in de najaarsavend, wat luidt uw luien zacht en lavend.... O Klokken in de winternacht, wat luidt gij als een lange klacht....
------------------------------------------ wâ - wade - kleed Erin(n)ys - één van de Wraakgodinnen (Furiën): ze zagen er afschrikwekkend uit. Hun haar bestond uit slangen, uit hun ogen droop bloed.
|