Een gedicht van Jan Engelman 1900-1972
Over het gras
Over het gras en over het water dwaal ik achter de beminde die ik vroeg en die ik later, die ik nimmer, nimmer vinde.
Smalle schelpen zijn haar handen om een eeuwge zee te horen, in zijn wieg en broze wanden zingt haar hart mijn wee verloren.
Handen die mijn hoofd niet koelen met hun sneeuw, de lichte, zachte. Hartklop die ik niet zal voelen onder stergoud, al de nachten.
Over het gras en over het water dwaal ik achter de beminde, tot ik aanzie - later, later, in een licht dat mij hervinde.
Tuin van Eros (1932)
|