Een gedicht van Emile Verhaeren 1855-1916
Maar in Vlaanderen
Maar in Vlaanderen ben ik geboren, waar de nevelen domen, In een klein dorp, waar achter de beteerde muren, Onder stormende luchten, geladen met as van de rokende vuren, Nog arme, maar koppige varenslui wonen.
Mijn jeugd heeft ze gekend, helaas maar al te goed: De donkere moerassen, de sombere bossen en naakte velden, Grijze november die slierten van regen komt melden, Zwart-ebben dageraden en avonden van roet.
Aldoor woelde in mijn geest de geweldige Schelde! Hoe was ik gelukkig en blij, en toch vol vrees die mij kwelde Bij winter, wanneer de sterren glinsterden in de schollen, Krakende bergen die naar onheilszeeën rollen.
De masten die des zomers van de verre einders naderen En aan wier toppen kleurige wimpels waaien, Zij trilden minder als het kloppen in mijn aderen, Een brand, die voor de strijd of voor mijn lot weer op wil laaien.
De zwervende nevels en het wolkengeweld Hielden mij sterk in hun grepen gekneld, En mijn ganse wezen is zich zó gaan ontvouwen Dat ik vurig mocht leven bij hun drukte en hun grauwen.
O gouden landen met uw stralende luister, Mogen uw bossen, uw dalen, uw vlakten en stranden Nog mijn dromen bekoren, mijn zinnen ontbranden
Naar mijn liefde voor Vlaanderen heeft mijn hart steeds Geluisterd.
Vertaling van: Les Plaines (1911)
![schrijver](http://www.gedichten.nl/smoelen/emile_verhaeren.jpg)
|