| Een gedicht van P.N. van Eyck 1887-1954 
 Zijn wij dan beiden zó beladenZijn wij dan beiden zó beladen,Dat iedre klacht om eigen leed
 De ander schrijnend scherp moet schaden
 Met àl te wrangen jammerkreet?
 
 En is ons beider zielsvermoeien
 Zó zwaar, dat ieder klagen dan
 De ruime maat doet overvloeien
 Van 't leed dat elk nog dragen kan?
 
 Zo gaan wij zwijgend naast elkander
 In huivrende armoe voort, al voort, -
 En kunnen zelfs de droeve ander
 Niet troosten met een wenend woord.
 
 Want ieder troostwoord zonder klachten,
 Dat wij nog vonden voor elkaar,
 Ging, voor het éven kon verzachten,
 Van eigen leed voor troost te zwaar.
 
 
 
 
 |