Een gedicht van Albert Verwey 1865-1936
DE HANDDRUK
Er is zoveel waar 't wonderlijk begeren Ongaarn naar reikt; want wij zijn zo gemaakt Dat wij niet enkel wat ons scha doet weren, Maar onze trots ook wat wil helpen wraakt.
Op andren niet alleen maar op ons eigen Verhalen wij het leed dat de andre ons deed, En voeden lust in pijn en wonden krijgen En noemen de andre en weten zelf ons wreed.
Dan staan we op 't laatst in het heelal, verbijsterd Dat zoveel schoons als toch moet zijn, niet blijkt: Wij voelen ons gelijk een boom, geteisterd Door wind, weer, bliksem, schoon hij niet bezwijkt.
Wij staan alleen: dan sluipt zich in ons voelen, Dan dringt zich door naar 't aarzelend verstand, Gemeenschap, zwijgend, vol verstaan bedoelen: De warme druk van een bevriende hand.
|