Een gedicht van Albert Verwey 1865-1936
LACHEN EN SCHREIEN.
Ik wenste dat mij mocht gebeuren, Nu en voortaan, Heel goed te zijn voor hen, die treuren, Nu en voortaan.
Want als ik blijf behou'en Gezang en de vreugd daarvan, Dan weet ik, dat ik al wie rouwen Oneindig troosten kan.
Want al mijn zangen in mij Zijn boodschappers van vreugd : Zij dragen goede tijdingen, En hemelse verblijdingen,
En 't vlieden van hun Licht gewaad is liefelijk gewin mij, Daar ik ze alleen in 't vlieden zie en 't vlieden mij slechts heugt.
De mensen klagen, Dat vreugde vliedt: Laat vreugden vlieden, laat mensen jagen, Wij zien ze vlieden en klagen niet.
Want al wat schoon is, Is schoon wijl 't vliedt, Want schoonst van een citer zijn toon is 't Sterven, het stijgen niet ...
En daarom staren We op 't vliedend-schone, En zeggen zacht: na vreugd zal 'k vreugd ontwaren, Die 't leven lone. Veel zang en schone dromen, Om zoet te slapen tot het ochtend-domen: Want vreugden vlieden opdat vreugden komen.
Schrei daarom niet, want als gij schreit, Dan zal ik zelf gaan schreien wij1 ik schrijf, En al die schonen bloemen van mijn zang Zal 't zijn of er een dauw van tranen drijv' Om hen, om mij, tot 'k eindlijk lang, heel lang, Zal moeten wenen en geen trooster blijf, En niet meer schrijf en enkel lijd.
Schrei niet, schrei niet: mijn zang is veel te teer: Daar blinkt een traan in de ogen van mijn zang, Zijn wangen zijn zo bleek, ik zend hem u: Trek 'm aan uw knie en zeg: kind, ween niet meer, Want ik ben ook niet somber, 'k was 't te lang, Zit neer en glimlach nu.
Dan zal hij lachen door zijn tranen heen, En zeggen: zie, 't verdriet zelfs is een vreugd; Want grootste vreugd is lachen na geween, En dat doe 'k veel en dat 's mijn deugd.
![schrijver](http://www.gedichten.nl/smoelen/albert_verwey.jpg)
|