Een gedicht van Helene Swarth 1859-1941
Verloren jeugd
- Zie mij niet aan, ik ben zó oud geworden!
- 't Is heimwee, heimwee dat u kwelt, 't Is heimwee naar uw jeugd en ge snelt De drempel over om uw verdriet Te vergeten, maar 't leed vergeet u niet. Het volgt u, volgt u op ál uw schreden En het klaagt met de stem van een arrem kind En ge ziet uzelv' weer, als lang geleden, Met bloemen drie in uw gordellint, Met bloemen twee in uw haar.
- Zie mij niet aan, ik ben zó oud geworden!
- Ik zie u áan om uw smart te zien. O zie de rivier door de velden vliên En zet u neder bij de rivier En bid haar, uw smart te voeren van hier, Hier ver vandaan, over de aarde voort, Dat ge nooit meer over haar spreken hoort!
- Zie mij niet aan, ik ben zó oud geworden!
- Laat blijven mijn smart tot aan mijn dood, Zij werd mij een trouwe huisgenoot. 'k Weet niet wat ik op de wereld deed, Zo ik niet had mijn harteleed. Mijn smart brengt me elke morgen klaar, Bij morgenrood en morgenwind, Drie bloemen voor mijn gordellint, Twee bloemen voor mijn haar. En ik zeg tevergeefs: - O lief verdriet!
Ik word zo oud al, zie je dat niet?
De bloemen zelf, die zijn mij moe En ik doe vóor het venster mijn ogen toe. Maar ik kan niet slapen meer als ik plach En komen zie ik de nieuwe dag. De dag verwondert zich over het schoon Van de aarde, maar vroeger spande ik de kroon En de dag, die was over mijn schoonheid verheugd, In de tijd van mijn jeugd.
- Zie mij niet áan, ik ben zó oud geworden!
Roemeensche volksliederen en balladen (De Gids 1903)
|