Een gedicht van Salomon Bonn 1881-1930
De jongen lacht
Moeder zal 'n hempje naaien, laat het wieltje lustig draaien draaien, draaien, draaien.
Van het geel katoen 'n lapje, van 'n witte kant 'n hapje, en de knoopjes van wit been draaien 't hempje gauw ineen.
Jongen met zijn blote pootjes blote beentjes, blote kootjes stapt op 't witte beddewaad als 'n wonderflank soldaat.
Kijkt de zonne uit de hemel schaterlacht als brongewemel stoeit en schatert springt en zingt dat de kleine kamer klinkt.
Donker scheert vaak langs de ruiten, honger komt er dikwijls muiten, maar als 't kleine jongske lacht vliedt die ganse duivelsmacht.
Moeder zal 'n hempje naaien, laat het wieltje lustig draaien draaien, draaien, draaien.
Zangen van hoop (1919)

|