Een gedicht van Pol de Mont
De maanschijn hangt
De maanschijn hangt, als een brug op zuilen van kristal, over een vale heide onder de eindloze hemelhal.
Naakt en bloot de wijde heide..., als een kerkhof naakt en bloot... Is dat de slaap des Winters? Is dat de slaap der Dood?
Als weefden onzichtbare handen, handen, uit het schimmenrijk, een koele witte wade om een onzichtbaar lijk,
zó ligt, in het bleke maanlicht, een rag van draden gespreid, waar duizend tranen op blinken, door onzichtbare ogen geschreid...
En als was het de stilte, of de maanschijn, of de nacht, die tot tonen werd, zweeft wijd, door de ragfijne luchten, lijze een lied - vol vlijmende smert...
De Gids (1892)
Illustratie: '... waar duizend tranen op blinken'
|