Een gedicht van Eduard Brom 1862-1935
Lente
Daar zijn de knoppen wonderbaar gebroken, De lentezegen breekt er stromend ùit... Op koele wuiving drijven zoete roken... De lucht is één wijd ruisen van geluid!...
Dat lijkt een liefelijke toversproke Van wijdse heerlijkheid, die plots ontspruit Bij lichter feeë roede... leve' ontloken Glorieus... nog pas met rouwklokke uitgeluid!
Zijn 't nu mijn harte-knoppen, die daar breken, In weelde ùitstromend, bij het laafnis-leken Van 't warme licht, rein heiligend gespreid?
Dat vreemd bedwelmen... zijn 't mijn harte-aromen?... Is 't àl een toversproke, in lichte dromen Eens stil gedroomd als wondre werklijkheid?...
Gedichten (1895)
|