Een gedicht van P.N. van Eyck 1887-1954
Laat mij nog éénmaal
Laat mij nog éénmaal met U gaan: Uw woord was mij zo strelend zacht! Beween nog eens mijn stille waan, Mijn liefde en droef verborgen klacht.
Laat mij nog éénmaal met U gaan En luistren naar dit teer gerucht, Dat uit U schreit in traan na traan Om 't leed, waarvan mijn peinzen zucht.
Laat ons nog éénmaal samenstaan - De wereld wenkt zo grijs, zo wijd... Geef mij nog éénmaal, vóór wij gaan, Uw troostende barmhartigheid.
Eén enkle maal: dan zal Uw hart Vergeten wat gij thans beschreit - Mijn droefenis die zwijgend mart, Mijn smart die om Uw droefheid lijdt.
Geef mij nog ééns Uw koele hand: Dan zal 'k voor altijd van U gaan, En dwalen langs 't verlaten land, En klagen van mijn laatste waan.
|