Een gedicht van Marie Metz-Koning 1868-1929
Ontstegen lente
Een vogel fluit; de buien zijn voorbij. In zonlicht juicht de breed-gezwollen stroom. Nu zijn der mensen ogen blij en vroom Bij 't voelen van een lieflijker getij.
De zuiderzoelte kust de leden loom. O, zaligheid van de avond, als gevlei Van rozengeur geloven in ons lei Aan de eeuwge schoonheid van een liefdedroom.
O, wrede lente, o, zware kruisiging! Voor wie der kleine liefde niet ontsteeg, En eenzaam is; uw lieflijk aanzijn leeg Gelijk een schrijnend afzijn onderging. O, lente, die in god-geluk omving Hem die uit Zich tot Zich bevrijding kreeg!
|