Een gedicht van Gentil Atheunis 1840-1907
Lentelust
Wanneer het ijs zal dooien Bij zoele zuiderwind, Zal vreugdig zich ontplooien Elk harte, dat bemint.
Dan zal de Mei ontwaken, De jeugdige, lustige Mei, En zingend zich vermaken Langs heuvel, dal en wei.
En waar de Mei zal zingen, En waar de Mei zal gaan, Zal 't zwellend botje springen En 't frisse bloemtje ontstaan.
Dan zullen bomen, hagen, Langs weide en heuvel en dal, Zo menig nestje dragen Waar 't heimlijk piepen zal.
Dan zal ik langs de velden, In geur en kleur en licht, Haar 't zoet geheim vermelden, Dat diep in 't hart mij ligt.
En wil zij knikkend blozen, De zoete liefste mijn, Dan zal 't vol zang en rozen In beide ons harte zijn.
Uit het hart (1874)
|