Een gedicht van Marie Metz-Koning
Een oude sproke
Daar is een oude sproke, van een roos Die eenmaal in de duizend jaren bloeit; Maar die in wildernis van dorens groeit En die daar leeft een al te korte poos.
Daar is een oude sproke, van een man En van een vrouw die bij de dorens staan; Wanneer hun hand ten plukken uit wil gaan Is die geboeid in angst van toverban.
En als hun bleke vingers toch vergaan En in de dorens even samen zijn, Dan ligt de roos gedood in dorenpijn Dan zien ze elkander als ontwaakten aan.
Daar is een oude sproke, van een kruis Dat staat waar wegen van elkander gaan; Van ogen, die in moeheid toegedaan Toch in zich vinden 't vredig Vaderhuis.
|