Een gedicht van Marie Boddaert 1844-1914
Zwarte rozen.
Ik droomde een droom deez' nacht van zwarte rozen: Zij rezen geurenloos in starre pracht.
- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -
Daar was noch zeeëstem noch loverkozen - De stille maan ging door de bleke nacht.
Om 't blank verloorne voelde ik rouwe en klacht In 't hart der zwarte rozen lang bevrozen. Vol hovaardije breedden zij hun dracht, In droeve ontaarding zelf door haar verkozen.
En 'k zag hoe hare donkre stenglen dronken 't Leven van alles waar haar schaduw strekte...
O, in dien teedre maannacht zacht ontblonken Die zwarte rozen zegloos somber vlekten!
En 't werd me of ik in mense'-ontaarding staarde, Zijn zwarte zelfzucht vlekkend weerloze aarde.
|