Een gedicht van Herman de Gorter 1864-1924 AAN DE GEEST DER MUZIEK DER NIEUWE MENSHEID
Nu dan de nederlaag geleden is, De Geest der Nieuwe Mensheid, die de hoge Geest der Muziek is, zich ver heeft onttogen Aan het Nu, vestig ik, dwars door de duisternis
Des daags, en door mijns eigen doods donkere duisternis, Dwars door de tijd en ruimte heen, mijn ogen, Die mij nog nimmer, neen, nimmer bedrogen, Op hare verre, eenzame beeltenis.
'k Werp van mij af alle persoonlijkheid, Licht en duister van tegenwoordigheid, Laat zinken van mij de verleden tijd,
En zie in 't gulden licht dat om haar breidt, Alleen de nu- en toekomst-werklijkheid, Alleen haar stil gelaat, haar heerlijkheid.

|