Een gedicht van Nicolaas Beets 1814-1903
IN DE LENTE
Onze oude moeder heeft verheugd Haar nieuwe mantel omgeslagen, En is zo schoon als in de dagen, De dagen van haar prilste jeugd. De zoetste glimlach siert haar mond, Haar ogen tuiten van nieuw leven, En op haar voorhoofd, zacht en rond, Zijn al de rimpels uitgewreven. Ja, zegt zij, onder 't mild gezang Der vogelen in de groene blaren, Mijn winterkommer en bezwaren, Mijn kinderen, vergat ik lang. Doe gij als ik, vergeet uw smart Staak voor een ogenblik uw zorgen En laat, bij 't licht van deze morgen, U drukken aan mijn vrolijk hart.
|